Plan: | 's-Graveland & Spaanse Polder 2020 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0606.BP0037-0003 |
Bedrijventerreinen ontwikkelen zich continu. Het is daarom van belang dat voor elk bedrijventerrein in Schiedam een actueel bestemmingsplan geldt welke bedrijven rechtszekerheid geeft en hen de ruimte biedt om te kunnen groeien en zich ontwikkelen. Om deze ontwikkelingsruimte te bieden is het voorgaande bestemmingsplan 'Spaanse Polder en 's-Graveland 2004' uit 2005 herzien en geactualiseerd.
Het hoofddoel van het voorliggende bestemmingsplan is een adequate planologische regeling waarin het meest recente ruimtelijk beleid in een juridisch bindende vorm is neergelegd. Met het nieuwe bestemmingsplan beschikt de gemeente over een instrument om bedrijven te faciliteren in hun groei en ontwikkeling, maar ook om ongewenste ruimtelijke ontwikkelingen te sturen. Uitgangspunt daarbij is om ruimte te bieden en de behoefte en/of noodzaak om van het bestemmingsplan af te wijken te verminderen.
Het bestemmingsplan is hoofdzakelijk consoliderend van aard. De bestaande situatie is leidend. Het merendeel van de regels bestaat dan ook uit een geactualiseerde versie van het planologisch kader zoals dat in 2005 is vastgelegd.
Wel is de regeling waar mogelijk globaal en flexibel gemaakt, om te kunnen inspelen op initiatieven die zich aandienen. Het plan past daarmee ook beter bij de huidige autonome ontwikkelingen in het gebied. Het bestemmingsplan zet verder specifiek in op het bieden van ruimte voor revitalisatie van (delen) van het bedrijventerrein. Een belangrijk beleidskader hiervoor is het zoals dat in oktober 2019 door het college is vastgesteld. Ook de gebiedsopdracht, geactualiseerd vastgesteld in april 2020, vormt een belangrijk kader waarmee met name de dwarsverbanden en relaties van de bedrijventerreinen met het omringende stedelijk weefsel van Schiedam is vormgegeven.
Het plangebied wordt globaal begrensd door de rijksweg A20 aan de zuidzijde, de spoorlijn Den Haag-Rotterdam aan de westzijde, de 's-Gravelandseweg, Polderweg en Schiekade aan de noordzijde en de Schie en de Strickledeweg aan de oostzijde. Het betreft een gebied met hoofdzakelijk bedrijvigheid. Aan de noord- en oostzijde grenst het gebied aan de bedrijventerreinen Noord-West en het Rotterdamse deel van Spaanse Polder.
Afbeelding 1 - Begrenzing plangebied
In het merendeel van het plangebied is momenteel één bestemmingsplan van kracht, welke met dit plan integraal wordt herzien. Het betreft het bestemmingsplan 'Spaanse Polder en 's-Graveland 2004', dat op 12 december 2005 is vastgesteld door de gemeenteraad en op 4 april 2006 is goedgekeurd door Gedeputeerde Staten.
De zuidelijke rijbaan van de A20 en de afrit Schiedam vallen momenteel in het bestemmingsplan 'Schieveste', vastgesteld op 2 februari 2012. Door de gehele A20 in het plangebied te brengen is voor dit deel van de rijksweg voortaan een eensluidend planologisch regime van toepassing.
Aan de noordkant van de 's-Gravelandseweg en aan de Polderdwarsweg zijn enkele percelen toegevoegd aan het plangebied. Voor deze percelen is het bestemmingsplan 'Polderwetering' van toepassing, op 18 december 2012 vastgesteld door de gemeenteraad.
Daarnaast zijn diverse paraplu-bestemmingsplannen van toepassing op het gebied. Het bestemmingsplan Groene Long (vastgesteld 12 november 2007) ziet op de binnenstedelijke groenstructuur in Schiedam. Voor zover van toepassing op het plangebied is de regelgeving overgenomen in het voorliggende bestemmingsplan. Uit het paraplu-bestemmingsplan Wonen (vastgesteld 25 november 2014) is de relevante begripsomschrijving voor woning onverkort in deze herziening is overgenomen. Meest recent heeft de raad op 5 juni 2018 de parapluherziening Parkeren vastgesteld. Hiermee is voor het plangebied van dit bestemmingsplan een regeling ten aanzien van het onderwerp parkeren van kracht geworden. Deze regeling is eveneens in het nieuwe plan overgenomen.
Het bestemmingsplan bestaat uit drie delen:
De inhoud van de toelichting is als volgt opgebouwd:
Het bedrijventerrein 's-Graveland en Spaanse Polder ligt in een uitgestrekt en dynamisch stedelijk krachtenveld. De zuidwestelijke flank van de Randstad wordt gevormd door een in oost-westrichting uitgestrekte, stedelijke agglomeratie die van Rotterdam via Schiedam en Vlaardingen richting de Maasvlakte en de Noordzee loopt. Het plangebied ligt in het noordelijke deel van deze stedelijke agglomeratie. Het plangebied wordt globaal begrensd door de spoorlijn Rotterdam - Den Haag, een uitloper van het veenweidegebied Midden-Delfland rondom de Polderweg, de Schiedamse Schie en de Strickledeweg en de rijksweg A20.
De stedelijke inbedding van het bedrijventerrein is het meest zichtbaar door de ligging naast het bedrijventerrein Rotterdam Noord-West in het noorden, en het direct aansluitende Rotterdamse deel van de Spaanse Polder in het oosten van het plangebied. Aan de zuidzijde grenst het plangebied direct aan het in ontwikkeling zijnde multifunctionele gebied Schieveste, nabij het trein-, metr0- en busstation Schiedam Centrum. De bedrijventerreinen maken, samen met Schieveste en enkele andere ontwikkelingen aan de zuidzijde van Schieveste, onderdeel uit van de gebiedsontwikkeling SchieDistrict.
De Schiedamse Schie vormt een fysieke en ruimtelijke scheiding tussen 's-Graveland en Spaanse Polder, zowel voor wat betreft het Schiedamse als het Rotterdamse deel ervan. Aan de westzijde van het plangebied is door de spoorlijn en het westelijk daarvan gelegen sportpark Thurlede en het Prinses Beatrixpark sprake van een vrije harde grens. Op een enkele langzaamverkeerverbinding na is de relatie tussen het plangebied en de rest van de stad aan die zijde het minst zichtbaar.
De ontstaansgeschiedenis van het plangebied valt in twee delen uiteen. In min of meer chronologische volgorde is eerst Spaanse Polder, het zuidelijke deel van het plangebied, ontwikkeld en daarna het direct ten westen daarvan gelegen bedrijventerrein 's-Graveland.
Afbeelding 2 - Historisch ontwikkeling 's-Graveland & Spaanse Polder
Het Schiedamse deel van de Spaanse Polder kent een ontwikkelingsgeschiedenis die grotendeels samenvalt met die van het Rotterdamse deel. Dit is met name veroorzaakt doordat het gebied ten westen van de Strickledeweg pas in 1951, na een grenscorrectie, bij Schiedam werd gevoegd. Tot die tijd behoorde dit deel tot de gemeente Rotterdam (en voor 1941 tot de gemeente Overschie). Het bedrijventerrein Spaanse Polder (en dus ook het Schiedamse deel) is gelegen in de gelijknamige Spaansche Polder, een voormalig veenweidegebied ten oosten van Schiedam, dat in de 13e eeuw is ontstaan. De naam ervan gaat terug tot die van een oud kasteel, 'Huis ter Spangen' (tevens de naam van een oud riviertje), één van de twee die ooit in dit gebied hebben gestaan. In de volksmond is de oorspronkelijke naam Spangense Polder verbasterd tot Spaansche Polder.
Eeuwenlang was de polder als veeteelt- en weidegebied in gebruik. Afgezien van enige (lint-)bebouwing langs de Schiedamse Schie en later nabij station Schiedam was er tot aan het begin van de 20e eeuw nauwelijks sprake van bewoning of (industriële) bedrijvigheid. De eerste inrichtingsideeën voor de Spaanse Polder als bedrijventerrein dateren uit de jaren '20 van de vorige eeuw. Eén van de eerste industriële gebouwen die invulling gaf aan dit gebied, is de bekende Van Nelle-fabriek uit 1925-1931, nu aan de zuidzijde van de A20. Ook werd in 1933 door de NS ter hoogte van de Matlingeweg een rangeerterrein (en goederenemplacement) aangelegd.
De economische crisis van de jaren '30 toonde in Rotterdam de kwetsbaarheid van een eenzijdige economische structuur gericht op de haven. Het creëren van grote autonome industriecomplexen te midden van infrastructuur en nieuwe aan te leggen woonwijken in de (tot dan toe) periferie van de stad werd gezien als een mogelijke oplossing. De Spaanse Polder voldeed aan deze criteria. Het gebied wordt aan meerdere zijden omgeven door waterwegen, een spoorwegaansluiting was eenvoudig te maken en de geplande aanleg van de rijksweg A20 (1967-1970) zou zorgen voor aansluiting op het nationale snelwegennet. Tevens was in de nabijheid het Rotterdamse vliegveld Zestienhoven (1956), het huidige Rotterdam-The Hague Airport, gepland. Ook een koppeling aan bestaande en toekomstige woongebieden behoorde tot de gewenste mogelijkheden, zodat personeel van de bedrijven in de nabijheid kon wonen.
Afbeelding 3 - Luchtfoto Spaansche Polder (KLM Aerocarto N.V., 1920-1930)
In 1946 werd een gedetailleerd inrichtingsplan, het 'Plan voor een industriegebied in den Spaansche Polder', opgesteld. In het plan werden van oost naar west vier zones onderscheiden: de havenbekkens aan de Delfshavense Schie, de orthogonaal verkavelde strook tussen de Industrieweg en de Schuttevaerweg, de wigvormige zone met groenvoorzieningen en het spoorwegemplacement tussen de Schuttevaerweg en de Thurledeweg en de orthogonaal verkavelde zone tussen de Thurledeweg en de Schiedamse Schie. Deze laatste zone was vooral bedoeld voor kleinschalige industrie, aansluitend op de reeds aanwezige industrie langs de noordwestzijde (Overschieseweg) van het plangebied.
Voor het gedeelte van de Spaanse Polder dat in 1951 bij Schiedam werd gevoegd werd in 1955 het 'Aanvullend Plan in Hoofdzaak Spaanse Polder' vastgesteld. In 1958 volgde voor het Rotterdamse gedeelte het 'Uitbreidingsplan in onderdelen Spaanse Polder'. De plannen voorzagen, in vergelijking tot het inrichtingsplan uit 1946, in een beperking van het aantal insteekhavens en van de spoorwegvoorzieningen. Door aan het gebied de ruime bestemming 'Industrieterrein voor handel en nijverheid' te geven is een enorme verscheidenheid aan bedrijven ontstaan, met name in de branches groothandel, autohandel en -reparatie, industrie, voedselproductie, bouw en zakelijke dienstverlening. Het Schiedamse deel van de Spaanse Polder is overwegend in de periode van 1950 tot 1965 bebouwd.
Het noordelijke gedeelte van het plangebied kent, hoewel er parallellen zijn met de ontstaansgeschiedenis van de Spaanse Polder, een meer zelfstandige ontstaansgeschiedenis. De naam van het bedrijventerrein 's-Graveland is afgeleid van de gelijknamige 's-Gravelandsche Polder, een smalle polder aan de westkant van de Schie. Het noordelijk deel van deze polder vormt, samen met de noordoostelijke delen van de Nieuwlandsche en West-Abts Polder, de ondergrond voor het huidige 's-Graveland. Deze polders waren veenweidegebieden, gelegen ten noordwesten van de oude binnenstad van Schiedam, die in de 13e eeuw zijn ontstaan.
Afbeelding 4 - Luchtfoto Spaanse Polder en 's-Graveland (Aero Camera, 1970)
Eeuwenlang waren ook deze polders als veeteelt- en weidegebied in gebruik. Afgezien van de (lint-)bebouwing langs de Polderweg en in de zuidoosthoek van het gebied, langs de Schiedamse Schie, was er tot aan het begin van de 20e eeuw nauwelijks sprake van enige bewoning of (industriële) bedrijvigheid. Hoewel 's-Graveland in de eerste plannen voor de ontwikkeling van de Spaanse Polder wel werd meegenomen, werd het gebied hier later toch van losgekoppeld. Het kent een eigen ontwikkelingsgeschiedenis, die in eerste aanleg begon langs de westelijke oever van de Schiedamse Schie naar de De Brauwweg, ook wel 's-Graveland-Zuid genoemd. Het gebied werd verder in de periode van 1950 tot 1980 vanuit het zuiden verder ingevuld binnen een orthogonale structuur rond de centraal gelegen 's-Gravelandseweg. Pas aan het eind van de 20e eeuw werd de 's-Gravelandseweg doorgetrokken naar de woonwijk Spaland, aan de westkant van de spoorlijn. Aan de uiterste noordkant van het plangebied, rondom de kruising met de spoorlijn, zijn nog enkele percelen grond beschikbaar voor uitgifte aan bedrijven.
Een bijzonder element in het plangebied vormt de noordoostelijke uitloper langs de Schiedamse Schie, welke ligt ingeklemd tussen de Rotterdamse bedrijventerreinen Spaanse Polder en Rotterdam Noord-West. Historisch gezien was dit gebied gelegen in de voormalige Oost-Abts Polder. Het betreft een smal gedeelte ten noorden van de Schiedamse Schie en de Polderweg, tegenover Overschie. In dit gebied bevond zich een eeuwenoude boerderij, 's-Gravenhuize (1632). Er zijn aanwijzingen dat zich op deze plek de oudste dam in de Schie heeft bevonden. Hier bevindt zich ook een belangrijke aftakking van de Schiedamse Schie, de Delfshavense Schie, een kanaal uit het einde van de 14e eeuw. Aan de zuidwestzijde van het gebied sluit de Polderwetering aan op de Schiedamse Schie. Hier bevindt zich ook enige historische lintbebouwing, waarmee het nog steeds een duidelijk beleefbare verbinding vormt tussen de stedelijke bebouwing aan de zuidzijde en het meer noordelijk gelegen poldergebied van het Delfland.
Het gebied is grotendeels onbebouwd gebleven en bestaat voor een deel uit enigszins 'verwilderd' groen. In de loop der jaren hebben zich enkele bedrijven langs de Schiedamse Schie gevestigd. Aan de Schiekade is een woonwagencentrum gelegen, aangrenzend is aan de Polderweg reeds lage tijd een woongebied bestemd maar tot realisatie hiervan is het nog niet gekomen. Bij de aansluiting van de Polderwetering op de Schiedamse Schie is een jachthaven aangelegd. Dwars over dit gebied en de Schiedamse Schie is de Matlingeweg met een verkeersbrug, de Oost-Abtsbrug (1980), gerealiseerd, die het noordelijke deel van de Rotterdamse Spaanse Polder verbindt met het bedrijvenpark Rotterdam Noord-West. De meest recente ingreep heeft plaatsvonden in de uiterste oostpunt van het gebied, waar begin 2019 de zogenaamde Bochtafsnijding in de Schie is geopend. Hierdoor is de verbinding voor de scheepvaart van de Delfshavense Schie naar de Delftse Schie verbeterd, door twee vrij scherpe bochten in de Schie bij Overschie af te snijden.
Afbeelding 5 - Overgang Polderwetering en Schiedamse Schie (KLM Aerocarto N.V., 1928)
Vanwege een steeds verdergaande kwalitatieve achteruitgang van met name de Spaanse Polder en 's-Graveland-Zuid en een tekort aan geschikte bedrijventerreinen in de Rotterdamse regio werd aan het einde van de 20e eeuw het gehele plangebied meegenomen in één, samen met de gemeente Rotterdam opgezet, beleidsontwikkelingsproces voor het Rotterdamse en Schiedamse deel van de Spaanse Polder en 's-Graveland. Beoogd werd om door middel van herstructurering in ruimtelijke en functioneel-economische zin te komen tot een algehele revitalisering van de bedrijventerreinen. Hierbij werd onder andere gestreefd naar een thematische clustering van bedrijven, een goede bereikbaarheid, een intensivering van de bebouwing op de kavels en een adequate milieuzonering. Speciale aandacht ging uit naar de Spaanse Polder als geheel en het aangrenzende 's-Graveland-Zuid, omdat hier de noodzaak tot herstructurering en herinrichting van het openbare gebied het meest noodzakelijk werd gevonden. In dat kader is in 2012 de beeldkwaliteitsstrategie 'Revitalisatie Spaanse Polder en 's-Graveland' vastgesteld.
Voor het Schiedamse deel is in de jaren daarop verder gewerkt aan een Ruimtelijk Economische Visie en Aanpak (REVA). Uiteindelijk heeft dit geleidt tot de vaststelling van het Ontwikkelperspectief voor 's-Graveland en Spaanse Polder in oktober 2019 en herijking van de gebiedsopdracht SchieDistrict in april 2020. In de navolgende hoofdstukken wordt uitgebreider op de inhoud hiervan ingegaan, ook in relatie tot het voorliggende bestemmingsplan.
Het bedrijventerrein 's-Graveland en Spaanse Polder vormt, samen met het Rotterdamse deel van Spaanse Polder, een groot industrieel bedrijventerrein. Het bedrijventerrein is gelegen op korte afstand van de stad en ingepast in het stedelijk weefsel. De belangrijkste kenmerken van het bedrijventerrein zijn de zeer goede ontsluiting, evenals de relatief grote omvang van het gebied in combinatie met de nabijheid van een groot stedelijk woongebied. Het plangebied vormt op zichzelf geen ruimtelijke eenheid en is zelfs enigszins grillig en onsamenhangend van vorm en samenstelling. Dit wordt onder andere veroorzaakt door het samenkomen van een aantal 'vrij bewegende' elementen, zoals de rijksweg A20, de spoorlijn Den Haag-Rotterdam, de Polderweg en de Schiedamse Schie, en de orthogonale vormen en structuren, die gekoppeld zijn aan de 's-Gravelandseweg en de Strickledeweg. Globaal gezien zijn er 4 deelgebieden te onderscheiden. Van zuid naar noord en met 'de klok mee draaiend' zijn dit het Schiedamse deel van de Spaanse Polder, 's-Graveland-Zuid, 's-Graveland-Noord, en de uitloper langs de Polderwetering en Schiedamse Schie.
Relevant is verder dat het merendeel van de gronden in het gebied in erfpacht is uitgegeven door de gemeente Schiedam. Met name in het zuidelijke deel van het plangebied zijn veel van de erfpachtcontracten inmiddels afgelopen of verlopen deze op korte termijn. Op sommige plekken is naar aanleiding daarvan de nodige bebouwing gesloopt, in afwachting van hernieuwde uitgifte van de gronden in erfpacht.
De ruimtelijke structuur van het gebied wordt in de eerste plaats bepaald door de spoorlijn tussen Rotterdam en Den Haag en de rijksweg A20. Deze structurerende elementen vormen een duidelijke begrenzing van het bedrijventerrein, die het gebied afscheiden van de rest van de (woon)stad Schiedam.
De rijksweg A20 vormt aan de zuidzijde een duidelijke begrenzing van het plangebied. Door zijn verhoogde ligging op een dijklichaam van enkele meters hoog werkt hij als een ruimtelijke barrière tussen het plangebied en de directe omgeving. De barrière wordt onderbroken door grote viaducten ter plaatse van de 's-Gravelandseweg en de Schiedamse Schie (Overschieseweg) en een kleine tunnel met hoogtebeperking halverwege de Bokelweg. De verhoogde ligging van de A20 zorgt anderzijds wel voor een grote waarneembaarheid (zichtlijnen) van het plangebied van buitenaf. Opvallend is dat de bebouwing in het Schiedamse deel van de Spaanse Polder verder van de A20 ligt dan in het Rotterdamse deel. Het brede en groenere profiel van de weg vormt op deze wijze een entree tot het plangebied.
Aan de westzijde vormt de spoordijk van de spoorlijn Rotterdam - Den Haag eveneens een duidelijke begrenzing. Ook hier zorgt een groen talud voor een zodanige ruimtelijke barrière dat het aangrenzende sportpark Thurlede en Prinses Beatrixpark niet of nauwelijks waarneembaar zijn. Deze barrière wordt alleen ter plaatse van de voet- en fietstunnel bij het Hazepad doorbroken. Aan de noordkant van het plangebied wordt de 's-Gravelandseweg door een tunnel, met ruimtereservering voor een eventuele trambaan, onder de spoorlijn doorgeleidt.
Zowel de rijksweg A20 als de spoorlijn Den Haag-Rotterdam maakt deel uit van structuurbepalende elementen, die de schaal van het plangebied verre overstijgen.
Aan de noordzijde wordt het plangebied ruimtelijk begrensd door de groen landschappelijke zone langs de Polderweg en de Polderwatering. Deze zone vormt een ruimtelijke uitloper van het veenweidegebied van Midden-Delfland. Deze uitloper reikt hier diep binnen het plangebied, maar heeft geen duidelijke functionele relatie met het bedrijventerrein. Het gebied vormt met zijn lintbebouwing en open, groene karakter een sterk contrast met het dichtbebouwde karakter van de Schiedamse en Rotterdamse bedrijventerreinen waartussen dit gebied ligt ingeklemd. Het gebied vormt daarbij een belangrijke toeristisch-recreatieve route tussen de stad en Midden-Delfland. Daarnaast heeft het een relatief belangrijke woonfunctie, omdat het gebied voor Schiedamse begrippen de mogelijkheid biedt voor een groen woonmilieu. Mede om die reden was ook in het voorgaande bestemmingsplan uit 2005 de functie wonen nadrukkelijk aanwezig binnen het plangebied. Het beoogde woongebied is tot op heden nog niet in ontwikkeling genomen. De feitelijke situatie langs de Polderweg oogt dus anders dan de planologische. Wel is in deze zone een woonwagencentrum gevestigd met twintig plaatsen, en zijn bij de aansluiting van de Polderwetering op de Schie enkele vrijstaande woningen aanwezig.
De Schiedamse Schie vormt voor een belangrijk gedeelte de oostelijke begrenzing van het gebied. De Schie vormt een cultuurhistorisch, structuurbepalend en -dragend element en kent een licht slingerend verloop. Hiermee contrasteert de Schie qua karakter met de industriële en meer orthogonale opzet van het bedrijventerrein. De Schie is in relatie tot de omgeving geen structuurdrager en heeft in Schiedam geen duidelijke relatie met de omliggende bedrijfsbebouwing, zoals wel het geval is langs de oostoever van de Schie (Overschieseweg) in Rotterdam. De Schie loopt in Schiedam langs de achterkanten van de bedrijfspercelen. De oorspronkelijke kades (kleine dijklichamen langs de rivier) zijn vanwege de grote ophogingen in het plangebied niet of nauwelijks meer zichtbaar. Alleen aan de Rotterdamse zijde zijn, vanwege de aanwezigheid van enige historische lintbebouwing, nog niveauverschillen waarneembaar. De watergang wordt op een viertal plaatsen, verspreid over het gebied, overbrugd door de Delflandbrug, de 's-Gravelandbrug, de Rolbrug (alleen voor voet- en fietsverkeer) en de Oost-Abtsbrug.
Afbeelding 6 - Ruimtelijke dragers
De interne structuur van het plangebied wordt verder gevormd door een aantal ruimtelijke dragers welke het gebied doorkruisen. Dit betreft in de eerste plaats de 's-Gravelandseweg. De weg heeft het redelijk eenduidige en planmatige karakter van een boulevard, geflankeerd door groene bermen en parallelwegen. Meerdere rijen routebegeleidende bomen geven de 's-Gravelandseweg tevens een laanachtig karakter. Dit komt elders in het plangebied nauwelijks voor. Deze route doorsnijdt het deelgebied 's-Graveland-Noord en vormt daarbinnen de drager van een fijnmazige en orthogonale ontsluitings- en verkavelingsstructuur. Als hoofdontsluitingsroute verbindt hij het bedrijventerrein aan de zuidzijde met de rijksweg A20 en het centrum van Schiedam en aan de noordzijde met de noordelijke woonwijken.
De De Brauwweg vormt de voornaamste verbinding tussen het Schiedamse en Rotterdamse deel van het bedrijventerrein. De weg vormt ook de begrenzing tussen het meer grootschalige noordelijke deel van het bedrijventerrein en het wat oudere, en op sommige plekken meer kleinschalig en rommeliger ogende zuidelijke gedeelte, gevormd door 's-Graveland-Zuid en het Schiedamse deel van de Spaanse Polder. De laatste jaren heeft met name in het gebied direct ten zuiden van de De Brauwweg sloop plaatsgevonden van oudere bedrijfsbebouwing. Deze zijn of worden vervangen door moderne, grootschalige bedrijfspanden, welke meer aansluiten bij de ruimtelijke uitstraling van het noordelijke deel van het bedrijventerrein.
De Strickledeweg vormt de scheiding tussen het Rotterdamse en Schiedamse deel van de Spaanse Polder. Deze weg is de drager en voortzetter van de orthogonale verkavelings- en ontsluitingsstructuur van het bedrijventerrein Spaanse Polder. De Strickledeweg vormt de belangrijkste verkeersontsluitingsroute van de Schiedamse deel van de Spaanse Polder en verbindt de secundaire ontsluitingswegen ervan met zowel De Brauwweg als de Vlaardingweg. De weg kent een eenvoudig profiel, karakteristiek voor dit deel van het plangebied: een breedte van ongeveer 20 meter met aan beide zijden 1 of 2 laagse platafgedekte bedrijfsbebouwing. De Matlingeweg vormt een bijzonder element door de wijze waarop deze, via de Oost-Abtsbrug het plangebied doorkruist. Hierdoor ligt het meest oostelijke deel van de uitloper langs de Schiekade ruimtelijk nog meer van het geheel geïsoleerd, dan anders het geval zou zijn geweest.
Het plangebied laat zich opdelen in een viertal deelgebieden.
Dit betreft in de eerste plaats het Schiedamse deel van de Spaanse Polder. Dit deelgebied wordt begrensd door de rijksweg A20 (en de Bokelweg) in het zuiden, de Schiedamse Schie in het westen en de Strickledeweg in het oosten. Het gebied maakt zowel in aanleg en ontwikkeling als in ruimtelijke samenstelling bijna onlosmakelijk deel uit van de Spaanse Polder als geheel. Het gebied behoort tot de iets oudere delen van het plangebied en kent een eenvoudige orthogonale verkavelings- en bebouwingsstructuur, die aan de westzijde bijna abrupt wordt afgesneden door de Schie en in het zuiden wordt afgebogen door de rijksweg A20. We vinden er op dit moment nog de meest kleinschalige kaveleenheden en bedrijfspanden van het plangebied, afgewisseld door middelgrote panden. De ruimtelijke invulling bestaat overwegend uit 1 of 2 laagse bedrijfsgebouwen, voorzien van een eenvoudig, veelal plat afgedekt profiel met aan de randen een kantoorgedeelte op de eerste verdieping. De presentatie van dit deelgebied aan de rijksweg A20 is bescheiden en oogt verouderd. Veel van de panden zijn in de basis al sinds de jaren '50 en '60 van de vorige eeuw aanwezig.
Deelgebied 's-Graveland-Zuid behoort eveneens tot de oudere delen van het plangebied. Het gebied wordt begrensd door de rijksweg A20, de De Brauwweg en de Schiedamse Schie en heeft hierdoor een min of meer driehoekige hoofdvorm. De verkavelings- en bebouwingsstructuur rondom de centraal gelegen Jan van Riebeeckweg oogt weinig homogeen. Aan de oostzijde ervan wordt min of meer de kromming van de Schie gevolgd, terwijl aan de noordwestzijde op een orthogonale wijze de richting van de De Brauwweg gevolgd wordt. Het plangebied wordt ruimtelijk ingevuld door overwegend middelgrote verkavelings- en bebouwingseenheden met relatief veel open terreinen en of niet bebouwde gedeelten. Het geheel maakt ruimtelijk een onsamenhangende en rommelige indruk. Dit wordt versterkt door het ontbreken van duidelijke rooilijnen. De contrasten in kwaliteit zijn groot. Ook hier vinden we met name langs de randen, langs de Nieuwpoortweg en de De Brauwweg, panden met een kantoorgedeelte op de eerste verdieping. De afgelopen jaren is in dit gedeelte veel verouderde bebouwing gesloopt vooruitlopend op hernieuwde uitgifte van de gronden.
Het gebied 's-Graveland-Noord is voor wat betreft de oppervlakte het grootste deelgebied en kent de meest recente ontstaansgeschiedenis. Dit deel wordt begrensd door de spoorlijn Rotterdam - Den Haag, de De Brauwweg, de Schiedamse Schie en de Polderwatering. Het gebied kent een fijnmazige ontsluitings- en verkavelingsstructuur rondom een centrale as, de 's-Gravelandseweg. De ruimtelijke invulling bestaat ook hier overwegend uit 1 of 2 laagse bedrijfsgebouwen, voorzien van een eenvoudige, veelal platte afdekking. Langs de 's-Gravelandseweg is de bebouwing grootschaliger van karakter, waarbij soms sprake is van verspringende voorgevelrooilijnen. De grootte van de kavels en de schaal van de gebouwen zijn gemiddeld genomen groter dan elders in het plangebied. In het noordelijke gedeelte van dit deelgebied bevinden zich enkele nog niet bebouwde of in gebruik zijnde kavels.
De uitloper langs de Polderwetering en Schiedamse Schie vormt het noordelijke deelgebied. Deze uitloper vormt feitelijk een (ongeplande) buffer tussen 's-Graveland en de Rotterdamse bedrijventerreinen Spaanse Polder en Noordwest. In dit overwegend groene en enigszins verwilderde gebied treffen we naast enige bedrijfsbebouwing langs de Schiedamse Schie een stevige brug (de Oost-Abtsbrug), een gemaal, een woonwagencentrum en een jachthaven aan. Aan de noordzijde van de Polderweg is een groot deel van de gronden bestemd voor wonen.
Op de hoek van de Nieuwpoortweg met de 's-Gravelandseweg, bij de zuidelijke entree tot het plangebied, bevindt zich een witte kantoortoren. De toren bestaat uit acht bouwlagen met een dubbele, gespiegelde, driehoekige, tweelaagse onderbouw. Door zijn vrije, bijna solitaire, ligging voor de rooilijn van de gebouwen aan de Nieuwpoortweg, zijn hoogte en witte gevelbeplating, is het één van de meest in het oog springende gebouwen van het plangebied. De betekenis van dit gebouw als herkenningspunt wordt echter enigszins beperkt door het grote multifunctionele kantorencomplex, de Klaverstede, aan de noordzijde van de De Brauwweg. Dit ensemble staat, vanuit meerdere perspectieven, regelmatig prominent in beeld. Een derde herkenningspunt wordt gevormd door het kantoorgebouw de Torendijk (tien bouwlagen) op de hoek van 's-Gravelandseweg en Neherstraat.
Bescheiden herkenningspunten binnen het plangebied worden gevormd door de vier van elkaar te onderscheiden bruggen over de Schiedamse Schie, te weten de Delflandbrug, de 's-Gravelandbrug, de Rolbrug en de Oost-Abtsbrug. Daarnaast vormt de grote jachthaven, gelegen aan het einde van de Polderweg, aansluitend op de Schiedamse Schie, eveneens een karakteristiek en beeldbepalend element binnen het plangebied. Ook het tracé van de bovengrondse hoogspanningsverbinding over de smalle kavel- en bebouwingsstrook, parallel aan de spoordijk in het westen van het plangebied is duidelijk herkenbaar. Dit tracé heeft overigens een gebruiksbeperkende invloed op dit deel van het plangebied.
De openbare ruimte van het bedrijventerrein heeft een sober, doelmatig en ook 'stenig' karakter en wordt volledig gedomineerd door het auto- en vrachtverkeer, het parkeren en de vele in- en uitritten tot de bedrijfspanden en bijbehorende terreinen. Het groen vervult daarin een ondergeschikte rol. Dit ruimtelijke beeld is in de Schiedamse deel van Spaanse Polder het sterkst aanwezig. Met name 's-Graveland-Noord maakt, vanwege het laankarakter van de 's-Gravelandseweg en de aanwezigheid van meerdere rijen bomen, een groener aangeklede indruk. Samen met de groenzones langs de rijksweg A20, de spoorlijn Rotterdam - Den Haag, de Polderweg en de Schiekade verzorgt deze weg de hoofdgroenstructuur van het hele plangebied. Mede vanwege het beeldbepalende karakter wordt momenteel gewerkt aan een visie op de toekomstig beoogde inrichting van de openbare ruimte.
Het plangebied is vooral en van oudsher een bedrijventerrein. De meeste gebouwen zijn dan ook in gebruik door particuliere bedrijven. Binnen de grenzen van het plangebied bevinden zich diverse economische functies. Dit betreft voornamelijk bedrijfsvestigingen uiteenlopend van productiebedrijven tot dienstverlening. Het plangebied biedt ruimte aan ongeveer 320 bedrijven, met ruim 5.000 arbeidsplaatsen.
Het bedrijventerrein kent een gemengd karakter, met geen duidelijke functionele clustering van bedrijfsactiviteiten. De activiteiten betreffen veelal middelzware tot zwaardere bedrijvigheid in milieucategorie 3.2 tot 4.2. De lagere milieucategorieen bevinden zich met name langs de randen van het gebied. Het betreft voornamelijk maak- en productiebedrijven en groothandel. De bedrijven op 's-Graveland zijn daarbij over het algemeen wat grootschaliger van aard dan de bedrijven op het Schiedamse deel van Spaanse Polder.
Op het bedrijventerrein bevinden zich meerdere detailhandelsbedrijven in (volumineuze) goederen. Het gaat met name om diverse auto- en motordealers, meubelzaken en bouwmarkten. Deze bedrijven zijn alle voorzien van aanduidingen, waarmee de functie aanvullend op maat is bestemd. Het gaat om de aanduidingen 'detailhandel volumineus', 'volumineuze detailhandel - meubels' of 'specifieke vorm van detailhandel - bouwmarkt volumineus'. Door de lopende herstructurering van het bedrijventerrein is met name in de Spaanse Polder en op het zuidelijk deel van 's-Graveland een aantal eerdere detailhandelsbedrijven verdwenen.
Een bijzondere vorm van detailhandel betreft het pick-up point van supermarkt Jumbo aan de 's-Gravelandseweg 406. Dit betreft geen reguliere detailhandel maar een afhaalpunt voor boodschappen die via het internet besteld zijn. Ook de kringloopwinkel aan de 's-Gravelandseweg 268-274 is op maat bestemd. Het tankstation aan de 's-Gravelandseweg 395 en de tankstations aan de Scholtenstraat zijn eveneens op maat bestemd, waarbij het tankstation aan de 's-Gravelandseweg ook een aanduiding heeft voor de verkoop van lpg.
Ondergeschikte detailhandel is onder voorwaarden toegestaan, waarbij belangrijke voorwaarde is dat het moet gaan om verkoop van ter plaatse gefabriceerde producten. Dergelijke detailhandel is niet specifiek op de verbeelding aangeduid.
De verspreid gelegen zelfstandige kantoren in het plangebied zijn vrijwel allen gelegen langs / nabij de 's-Gravelandseweg. Dit betreft de locaties 's-Gravelandseweg 256, 's-Gravelandseweg 258, Neherstraat 2-6, Ringerstraat 21 en Nieuwpoortweg 11. Deze zijn binnen de bestemming Bedrijventerrein opgenomen maar nog wel aangeduid met een specifieke functieaanduiding 'kantoor'. Mocht het kantoorgebruik komen te vervallen dan zijn deze locaties ook regulier voor bedrijfsvestiging te gebruiken. Daarnaast is aan de noordzijde van de De Brauwweg sprake van een beperkt cluster van kantoren. Bij de entree van het bedrijventerrein staat eveneens een solitair kantoorpand. Deze locaties zijn op de verbeelding aangeduid met de bestemming 'Kantoor'.
Aan de zuidzijde van het plangebied, in de etalagezone langs de A20, is de mogelijkheid opgenomen om kantoorfuncties uit het gebied te clusteren. Deze zogenaamde bedrijfsterreingebonden kantoorfuncties kunnen bestaan uit kantoren behorend bij de bedrijven elders op het terrein, aangevuld met kantoren die een functie hebben ten behoeve van deze bedrijven of anderszins een lokaal verzorgingsgebied kennen. Insteek is dat in de etalagezone, op loopafstand van het station Schiedam Centrum, ruimte wordt geboden aan kantoren gerelateerd aan de bedrijvigheid in het gebied. Hierdoor kan het overige deel van het bedrijventerrein efficienter worden benut voor de primaire bedrijfsfuncties.
Net als in het voorgaande bestemmingsplan bestaat er geen mogelijkheid voor realisatie van (nieuwe) bedrijfswoningen. Beleidsmatig is de afgelopen jaren gestreefd de legale bestaande bedrijfswoningen bij herontwikkeling van percelen te saneren. Vestiging van nieuwe bedrijfswoningen binnen de grenzen van het gezoneerde industrieterrein is niet gewenst.
Wel is sprake van een aantal bestaande reguliere woningen langs de Schiekade. Het gaat om woningen die van oudsher aanwezig zijn, soms al van voor de aanleg van het bedrijventerrein. Aan de Schiekade ligt ook een woonwagencentrum. Langs de Polderweg ligt een strook grond welke ook in het voorheen geldende bestemmingsplan reeds als woongebied was bestemd, maar waar de beoogde woningbouw nog niet is gerealiseerd. De voorheen geldende bestemmingslegging, inclusief de bijbehorende voorwaarden, is in het plan overgenomen. In het gebied met deze bestemming bevindt zich op dit moment een bestaande woning, de overige bouwmogelijkheden zijn nog niet benut.
Binnen het plangebied is daarnaast sprake van enkele overige (commerciële) functies. Dit betreft:
Het plangebied grenst aan de zuidzijde direct aan het gebied Schieveste, waar het openbaar vervoersknooppunt Schiedam Centrum uitstekende mogelijkheden biedt voor het reizen per trein, metro, tram en bus. Het plangebied kent een directe aansluiting op de rijksweg A20, en sluit daarmee indirect ook goed aan op de A4, de A13 en het overige landelijke snelwegennet. Een meervoudige verankering van de fijnmazige ontsluitingsstructuur in de omringende hoofdwegenstructuur zorgt voor goede verbindingen met de aangrenzende bedrijventerreinen en woongebieden. Hierdoor is ook de bereikbaarheid voor langzaam verkeer goed. De ligging aan de Schie maakt in principe (goederen-)transport over water mogelijk, via de Delftse Schie en de Delfshavense Schie, waardoor watergebonden bedrijvigheid mogelijk is. Tenslotte bevindt het plangebied zich in de nabijheid van Rotterdam-The Hague Airport.
Het station Schiedam Centrum, een regionaal OV-knooppunt, ligt direct ten zuiden van het plangebied. Door de nabijheid van dit station kan een aanzienlijk deel van de werknemers gebruik maken van één van de vervoersmodaliteiten vanaf dit knooppunt. Gecombineerd met de bereikbaarheids- en parkeeruitdagingen voor autoverkeer is het de ambitie om de fietsroutes van het station naar het bedrijventerrein te verbeteren.
Het station Schiedam Centrum kent stoptreinverbindingen tussen Hoek van Holland en Rotterdam CS en tussen Den Haag CS, Rotterdam CS en Dordrecht en is halteplaats voor de intercity tussen Den Haag HS en Vlissingen. Daarnaast wordt het station bediend door drie metrolijnen (A, B en C), tramlijnen 21 en 24 en diverse buslijnen.
's-Graveland-Zuid en de Spaanse Polder liggen op loopafstand van het station, zeker na het enkele jaren geleden gereed komen van de uitgang van het station aan de Schieveste-zijde. Werknemers en bezoekers van bedrijven in 's-Graveland kunnen de fiets goed als natransportmiddel gebruiken van en naar het station (bijvoorbeeld de OV-fiets). Binnen 10 minuten zijn zo alle bedrijven bereikbaar. Op werkdagen wordt 's-Graveland bediend door een buslijn tussen station Schiedam-Centrum en Schiedam-Noord.
Sinds het najaar van 2019 is de voormalige treinverbinding naar Vlaardingen, Maassluis en Hoek van Holland omgevormd tot metrolijn. Tevens is voor het treinverkeer een viersporige tunnel in Delft aangelegd. Alleen tussen Delft-Zuid en Schiedam Centrum is nog een tweesporig baanvak op de drukke treincorridor tussen Den Haag en Rotterdam. Plannen voor een toekomstige spoorverdubbeling op dit baanvak zijn nog niet dusdanig concreet dat met dit bestemmingsplan hier op wordt voorgesorteerd. Om een toekomstige spoorverdubbeling niet onmogelijk te maken geldt aan de oostzijde van het bestaande spoor een bebouwingsvrij zone. Het voorgaande bestemmingsplan uit 2005 kende reeds de mogelijkheid om ter plaatse van de kruising van de 's-Gravelandseweg met de spoorlijn een treinstation te realiseren (Schiedam-Kethel). De mogelijkheden hiervoor zijn in het voorliggende bestemmingsplan overgenomen. Dit geldt ook voor de mogelijkheid om bij het treinstation een tramstation aan te leggen, inclusief bijbehorende voorzieningen, en een busstation. Verlenging van het bestaande tramtracé vanaf de huidige eindhalte bij de Harreweg naar de 's-Gravelandseweg is beoogd wanneer het treinstation Schiedam-Kethel wordt gerealiseerd. Mogelijk worden dan ook de busverbindingen met bijvoorbeeld het bedrijventerrein Noord-West (Rotterdam) aangepast. Het voorliggende plan biedt daarvoor, net als het huidige plan, in principe de mogelijkheden.
Afbeelding 7 - Haltes en routes OV Afbeelding 8 - Fietsroutes
Het plangebied haakt aan op drie belangrijke hoofdroutes voor het langzaam verkeer: 's-Gravelandseweg - Broersvest (noord-zuid), Hazepad - Nieuwpoortweg - Bokelweg (oost-west) en 's-Gravelandseweg - Polderweg - Overschie (oost-west). Op een deel van de 's-Gravelandseweg rijden fietsers op de ventweg. Aanvullende fietsroutes lopen via de De Brauwweg en de Vlaardingweg, waarlangs een fietspad ligt en de directe verbinding met bedrijventerrein Noord-West via de Polderdwarsweg. Voor de routes langs wegen met een maximum snelheid van 50 km/u geldt dat er naar gestreefd wordt de fietsroutes vrijliggend te maken (veiligheid in verband met het vele vrachtverkeer) en te voorzien van asfalt (comfort).
De afwikkeling van het langzaam verkeer vindt op de overige wegen in het plangebied gemengd met het autoverkeer plaats. Dit komt de verkeersveiligheid niet ten goede, mede als gevolg van het grote aandeel vrachtverkeer. Dit is een belangrijke reden om op termijn sommige wegen met veel langzaam verkeer als 30 km/u-gebied in te richten, passend bij de inrichting van bedrijventerreinen. Gezien het ongevallenbeeld zijn met name maatregelen bij de kruisingen gewenst. Het bedrijventerrein ligt gunstig ten opzichte van station Schiedam Centrum. Bij dit station is een bewaakte fietsenstalling aanwezig (werknemers) en kan door bezoekers gebruik worden gemaakt van de OV-fiets. Het hoofdfietsnetwerk is direct via de Overschieseweg bereikbaar.
Op termijn wordt beoogd het bedrijventerrein westelijk te ontsluiten via sportpark Thurlede in de richting van het Beatrixpark via een nieuwe verbinding onder de spoorlijn door. Concrete plannen hiervoor zijn er op dit moment echter nog niet.
Het plangebied wordt aan de zuidzijde begrensd door de rijksweg A20 (Gouda - Hoek van Holland). Het bedrijventerrein 's-Graveland heeft bij de 's-Gravelandseweg een directe aansluiting op de A20. Voor de Spaanse Polder is de ontsluiting minder direct, maar nog steeds goed te noemen. Behalve via afrit 11 (Schiedam) kan het Schiedamse deel van de Spaanse Polder ook goed via afrit 12 (Rotterdam-Delfshaven) vanaf de A20 worden bereikt.
Afbeelding 9 - Hoofdverkeersstructuur
De bereikbaarheid van het plangebied is in 2015 verbeterd door de opening van de A4 tussen Delft en knooppunt Kethelplein in Schiedam. De druk op het noordelijke deel van de 'Ruit van de Rotterdam' (A20) zal hierdoor naar verwachting afnemen. De deels door het plangebied lopende alternatieve verbinding tussen A20 en A13 via secundaire wegen, om het Kleinpolderplein te vermijden, zal door sluipverkeer minder vaak worden gebruikt. Voor de lokale ontsluiting is de nieuwe verbinding tussen afrit 11 van de A20 en het gebied Schieveste van belang, waarmee de bereikbaarheid van Spaanse Polder kan verbeteren. Op alle wegen in het plangebied geldt een 50 km/u-regime, ook op de interne verkeersstructuur die hoofdzakelijk een orthogonaal rasterpatroon kent.
De gebiedsontsluitingswegen worden gekenmerkt door asfaltverharding, fietspaden of ventwegen en het ontbreken van parkeerplaatsen langs de rijbaan. De gebiedsontsluitingswegen in het plangebied zijn de 's-Gravelandseweg en de De Brauwweg. De inrichting van het wegprofiel van de 's-Gravelandseweg wordt zo ver mogelijk richting de stad en naar het noorden doorgezet. Hierdoor ontstaat een soort 'boulevardverbinding' met de stad. Het laankarakter van de 's-Gravelandseweg zal in de toekomst verder worden versterkt. In het profiel van de weg is ruimte gereserveerd voor een OV-verbinding. De aanleg hiervan zal niet ten koste gaan van het aantal rijbanen, maar kan wel ten koste gaan van het aantal parkeerplaatsen.
De Matlingeweg, een andere gebiedsontsluitingsweg, valt voor een klein deel in het plangebied. Deze weg heeft vooral een functie voor de ontsluiting en verbinding van het Rotterdamse deel van de Spaanse Polder en het bedrijventerrein Noord-West. De overige wegen zijn gecategoriseerd als erftoegangswegen. Dat houdt in, dat de wegen (op termijn) naar een 30 km/u-regime kunnen gaan. Het profiel van de erftoegangswegen is op een zodanige wijze ingericht dat vrachtwagens met een matige snelheid elkaar kunnen passeren. Deze wegen worden uitgevoerd in klinkerbestrating, om het karakter en de functie van de weg (stromen/verblijven) te benadrukken. Door het rasterpatroon wordt het gebied in meerdere richtingen ontsloten en is ook bij calamiteiten de bereikbaarheid voldoende gewaarborgd.
Het parkeren op het bedrijventerrein vindt deels op eigen terrein en deels op de openbare weg plaats. Daarnaast is er een aantal parkeerterreinen op diverse plaatsen in het gebied. Omdat de parkeerruimte in het openbaar gebied beperkt is, wordt er naar gestreefd het parkeren zoveel mogelijk te laten plaatsvinden op eigen terrein. Binnen het plangebied kan gratis worden geparkeerd. Rondom station Schiedam Centrum is enkele jaren geleden betaald parkeren geïntroduceerd, waardoor zichtbaar is dat OV-reizigers hun auto in de Spaanse Polder parkeren. Hierdoor neemt de parkeerdruk toe. Een mogelijke oplossing hiervoor is het reguleren van het parkeren ten behoeve van werknemers en bezoekers van Spaanse Polder, bijvoorbeeld door het realiseren van centrale parkeervoorzieningen op enkele bedrijfskavels of andere vormen van betaald parkeren.
Om het reizen met de fiets te stimuleren wordt, in samenwerking met bedrijven in het gebied, op steeds meer plekken ook de mogelijkheid geboden voor fietsparkeren. Verder wordt gewerkt aan het creeren van aanvullende 'last-mile' voorzieningen, waarmee het gebruik van andere vormen van vervoer dan de auto wordt gestimuleerd.
Goederentransport vindt voor een belangrijk deel over de weg plaats en in zeer beperkte mate over het water.
De haakse bocht in de doorgaande vaarverbinding Delft - Delfshaven via de Schie is nabij Overschie inmiddels door de bochtafsnijding weggenomen. Dit betekent voor transport over het water voor het Schiedamse deel van het bedrijventerrein echter niet direct een verbetering. De Schie is in principe binnen het plangebied geschikt voor de binnenvaart (klasse II), waarmee watergebonden bedrijvigheid tot op zekere hoogte mogelijk is. Extra binnenvaartvervoer over de Schie betekent wel dat de bruggen vaker open zullen moeten voor het gemotoriseerd verkeer. Met name de Matlingeweg en de De Brauwweg hebben een belangrijke ontsluitingsfunctie voor het autoverkeer. Een goed openingsregime van de bruggen is daarom belangrijk. Een aantal ondernemingen in het gebied heeft aangegeven dat met een goed openingsregime de afwikkeling van goederentransport via het water op termijn een optie kan zijn.
Voor de afwikkeling van vervoer via de weg is de bestaande infrastructuur in principe voldoende.
Dit hoofdstuk geeft een beknopt overzicht van het relevante ruimtelijk beleid voor het bestemmingsplan op nationaal, provinciaal, regionaal en gemeentelijk schaalniveau. Per beleidsstuk is aangegeven in hoeverre deze haar doorwerking heeft in het bestemmingsplan.
Ook in de toekomst moet Nederland een gezonde en aantrekkelijke leefomgeving bieden en economisch kunnen floreren. Daarom is het van belang om inzicht te hebben in de opgaven waar Nederland voor staat. De druk op de ruimte, op onze leefomgeving, vraagt voortdurend om afweging van verschillende belangen. Internationale ontwikkelingen, de invloed van technologie en de groeiende verschillen tussen regio’s vragen om snellere, creatieve en integrale afwegingen. Het klimaat verandert en er moet zorgvuldiger worden omgaan met energiebronnen en grondstoffen. Ook daaruit vloeien nieuwe opgaven. In aanloop naar de Omgevingswet komt er één rijksvisie op de leefomgeving: de Nationale Omgevingsvisie (NOVI). Uitgangspunt in de nieuwe aanpak is dat ingrepen in de leefomgeving niet los van elkaar plaatsvinden, maar in samenhang. De eerste Nationale Omgevingsvisie is in september 2020 naar de Eerste en Tweede Kamer gestuurd.
De NOVI schetst een duurzaam toekomstperspectief voor de leefomgeving in Nederland in 2050. Dit toekomstperspectief voor Nederland is:
Het realiseren van een fysieke leefomgeving die dit toekomstperspectief mogelijk maakt, is een
gezamenlijke verantwoordelijkheid van alle overheden. In de NOVI benoemt het Rijk 21 nationale belangen voor het omgevingsbeleid, inclusief de opgaven en de rol van het Rijk in het realiseren van deze opgaven. Deze opgaven komen samen in vier prioriteiten. Deze prioriteiten vormen complexe, omvangrijke en dringende opgaven die voortkomen uit of samenhangen met grote transities. Deze prioriteiten zijn:
1. Naar een duurzame en concurrerende economie;
2. Naar een klimaatbestendige en klimaatneutrale samenleving;
3. Naar een toekomstbestendige en bereikbare woon- en werkomgeving;
4. Naar een waardevolle leefomgeving.
Deze vier opgaven kunnen alleen in samenhang verder worden gebracht wanneer aandacht is voor thema’s die hier dwars doorheen lopen, zoals omgevingskwaliteit, gezondheid, cultuurhistorie, klimaatadaptatie, water, bodem, (nationale) veiligheid en milieukwaliteit.
Schiedam maakt onderdeel uit van de regio Zuidelijke Randstad. Voor onder andere de Zuidelijke Randstad is het Rijk voornemens om de regie in de verstedelijkingsopgave duidelijker te nemen. Als uitwerking van de NOVI worden hiervoor nadere (investerings)afspraken gemaakt.
De NOVI geeft in relatie tot het voorliggende bestemmingsplan geen specifieke opgaven. In algemene zin wordt geconcludeerd dat het bestemmingsplan bijdraagt aan het realiseren van rijksambities, zoals een duurzame en concurrerende economie en een toekomstbestendige werkomgeving.Voor een aantrekkelijk vestigingsklimaat in de stedelijke regio's is het nodig om te beschikken over een voldoende voorraad (kwalitatief en kwantitatief) aan bedrijventerreinen, kantoren en andere voorzieningen. Ook natuur, hoogwaardige landschappen en recreatieve voorzieningen horen daarbij. Het behoud en de versterking van hoogwaardige bedrijventerreinen, welke (milieutechnisch) goed zijn ingepast in hun omgeving, sluit aan op deze ambities.
De NOVI gaat eveneens uit van het vraaggericht programmeren en realiseren van verstedelijking in samenwerking door provincies, gemeenten en marktpartijen. Een dergelijke wijze van programmeren is vereist om groei te faciliteren, te anticiperen op stagnatie en om krimpregio’s leefbaar te houden. Ook dient de ruimte zorgvuldig te worden benut en overprogrammering te worden voorkomen. Om beiden te bereiken is een ladder voor duurzame verstedelijking opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening op grond waarvan bij ruimtelijke besluiten gemotiveerd moet worden hoe een zorgvuldige afweging is gemaakt van het ruimtegebruik (zie paragraaf Duurzame verstedelijking).
De nationale belangen uit de structuurvisie die juridisch borging vragen zijn opgenomen in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). Een aantal rijksbelangen wordt met dit besluit geborgd in bestemmingsplannen en andere ruimtelijke plannen van overheden. Onderwerpen die aan bod komen zijn: rijksvaarwegen, de mainportontwikkeling Rotterdam, kustfundament, grote rivieren, de Waddenzee en het waddengebied, defensie, hoofdwegen en landelijke spoorwegen, elektriciteitsvoorziening, buisleidingen, primaire waterkeringen, de ecologische hoofdstructuur, het IJsselmeergebied, erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde en de ruimtereservering voor de parallelle Kaagbaan.
Het plangebied is gelegen aan de rijksweg A20, ter hoogte van afrit Schiedam-Centrum. De locatie is niet aangewezen als reserveringsgebied voor de verbreding van bestaande hoofdwegen. Door het plangebied loopt ook een deel van de spoorverbinding tussen Schiedam en Delft. Het Rijk trekt 300 miljoen euro uit voor volledige spoorverdubbeling tussen Den Haag en Rotterdam. Er wordt uitgegaan van een spoorverdubbeling op het traject Schiedam-Delft en het verbeteren van de sociale veiligheid en aantrekkelijkheid van OV-knooppunten. De verdubbeling van het spoor geldt alleen voor het gebied ten westen van het station. De planvorming is echter nog niet dusdanig concreet dat dit tot aanpassingen in het bestemmingsplan leidt, mochten deze al nodig zijn. De opgenomen bestemmingslegging staat deze voor de toekomst echter ook niet in de weg.
Geen van de andere rijksbelangen zijn van toepassing op deze locatie. Het bestemmingsplan is daarmee in overeenstemming met het bepaalde in het Barro.
Het provinciale omgevingsbeleid wordt gevormd door de Omgevingsvisie en de Omgevingsverordening die per 1 april 2019 in werking zijn. Met het samenbrengen van verschillende beleidsplannen voor de fysieke leefomgeving tot één integraal Omgevingsbeleid sorteert de provincie voor op de Omgevingswet, die mogelijk in 2021 of 2022 in werking treedt.
Met haar omgevingsbeleid streeft de provincie naar een optimale wisselwerking tussen gewenste ruimtelijke ontwikkelingen en een goede leefomgevingskwaliteit. Hieraan geeft men richting door het maken van samenhangende beleidskeuzes, die volgen uit de provinciale opgaven zoals geformuleerd in de provinciale omgevingsvisie. Deze beleidskeuzes werken door naar uitvoeringsprogramma's en naar regels in de verordening.
De Omgevingsvisie omvat de volgende wettelijk verplichte plannen: de ruimtelijke structuurvisie, het milieubeleidsplan, het regionale waterplan, het verkeers- en vervoersplan en de natuurvisie.
Ten aanzien van sturing wil de provincie meer ruimte en vertrouwen geven aan maatschappelijke initiatieven. Men werkt vanuit een aantal principes en kaders, als waarborg voor kwaliteit. Deze sturingsprincipes zijn: opgavegericht, provinciaal belang, maatwerk (gebiedsgericht, uitgaan van passend schaalniveau, ruimte voor differentiatie). Vanuit provinciaal belang is beleid ontwikkeld voor twaalf 'Opgaven Omgevingskwaliteit', waar men samen met andere overheden en maatschappelijke partners aan werkt. Bij deze opgaven horen diverse beleidsuitwerkingen (samenhangende beleidskeuzes). Onderstaand zijn de voor dit bestemmingsplan relevante opgaven en beleidsuitwerkingen toegelicht.
Opgave 'Versterken vitale, innovatieve en toekomstbestendige regionale economie'
In de beleidsuitwerking 'Toekomstbestendige bedrijventerreinen die de vitaliteit van het bedrijfsleven versterken' is de beleidskeuze gemaakt dat de provincie streeft naar een kwantitatief en kwalitatief evenwicht in vraag en aanbod van bedrijventerreinen op regionaal en bovenregionaal schaalniveau. Daarbij wordt ingezet op het beter benutten en duurzaam functioneren van bestaande bedrijventerreinen, en op het behoud van voldoende ruimte voor bedrijven in hogere milieucategorieën en watergebonden bedrijven.
Voor de beleidsuitwerking 'Juiste kantoor op de juiste plek' hanteert de provincie een kantoren (hoofd)structuur die recht doet aan de eigenschappen van een bepaalde locatie. Daarbij wordt onderscheid gemaakt in drie categorieën. In de beleidsuitwerking is de beleidskeuze gemaakt dat nieuwe kantorenontwikkelingen zich bij voorkeur concentreren op 'toplocaties' (centrum Rotterdam en centrum Den Haag) en scienceparken. Een gebied rondom station Schiedam-Centrum (waaronder de locatie Schieveste en een deel van het plangebied langs de A20 (de etalagezone)) valt in de categorie 'OV-knooppuntlocatie en centrum / (intercity) stationslocaties' (zie Figuur 10). Deze locaties hebben, na de grootstedelijke toplocaties, de meeste toekomstpotentie. De kwaliteit en het onderscheidend vermogen van deze locaties is dan ook bovengemiddeld. Binnen dit locatietype is er wel een verschil tussen strategieën met een beperkte groei op enkele locaties, en afname van planaanbod op andere locaties. In het Programma Ruimte is voor de locatie Schieveste e.o. de strategie 'Afname planaanbod' opgenomen.
Opgave 'Zorgen voor een zorgvuldig ruimtegebruik en een compact, samenhangend en kwalitatief hoogwaardig bebouwd gebied'
In de beleidsuitwerking 'Stedelijke ontwikkelingen binnen bestaand stads- en dorpsgebied' zet de provincie in lijn met de maatschappelijke behoefte in op het beter benutten van het bestaand stads- en dorpsgebied. Beter benutten van de bebouwde ruimte krijgt ruimtelijk invulling door verdichting, herstructurering en binnenstedelijke transformatie. Indien een gemeente een ruimtelijke ontwikkeling wil realiseren, wordt de Ladder voor duurzame verstedelijking doorlopen. De Ladder is opgenomen in nationale wet- en regelgeving. Toepassing is van provinciaal belang, daarom is in de verordening een verwijzing opgenomen naar de Rijksladder. Uitgangspunt van de Ladder is dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling voorziet in een behoefte en in beginsel in bestaand stedelijk gebied wordt gerealiseerd. Het doel is een zorgvuldig gebruik van de ruimte. De provincie wil bevorderen dat de ladder op (sub)regionaal niveau wordt toegepast en dat samenwerkende gemeenten een gezamenlijk beeld ontwikkelen van de ontwikkelmogelijkheden binnen en buiten bestaand stads- en dorpsgebied. De gemeenten stemmen de geplande opgave met behulp van actuele regionale visies voor in ieder geval wonen en kantoren af met andere gemeenten in de regio. Het is aan gemeenten zelf om te bepalen of zij ook behoefte hebben aan regionale visies ter afstemming van het beleid met betrekking tot bedrijventerreinen en detailhandel, of aan regionale ruimtelijke visies. Gedeputeerde Staten kunnen echter voor een bepaalde regio aangeven dat het nodig is om een regionale visie voor bedrijventerreinen te maken.
In de beleidsuitwerking 'Knooppunten en stedelijke centra' stuurt de provincie binnen de stedelijke agglomeratie op sterke en complementaire centra en ontwikkelingslocaties bij knooppunten. Nieuwe investeringen in gebiedsontwikkeling, mobiliteit en infrastructuur worden zo veel mogelijk geconcentreerd. Daarvoor komen locaties in aanmerking binnen de stedelijke agglomeratie, waar het infrastructuurnetwerk nog onbenutte capaciteit heeft en waar door de stedelijke dynamiek kansen liggen voor de versterking van de agglomeratiekracht en complementariteit in de regio. Andere ontwikkelingslocaties kunnen in aanmerking komen, als ze uitstekend zijn ontsloten over de weg en per hoogwaardig openbaar vervoer (HOV) en goed te bereiken zijn per fiets. Nieuwe bovenregionale voorzieningen, zoals ziekenhuizen, opleidingscentra en culturele voorzieningen, wil de provincie concentreren op locaties die verschillende voordelen combineren: de te bereiken schaalvoordelen, de bijdrage aan de stedelijke dynamiek van de gebieden en het benutten van de capaciteit op het mobiliteitsnetwerk. Aanleiding is het stimuleren van het gebruik van het openbaar vervoer, waarvoor het van belang is dat wonen en werken zoveel als mogelijk plaatsvindt nabij HOV en juist daar de hoogste dichtheden worden gerealiseerd. Meer mensen kunnen dan gebruik maken van het openbaar vervoer.
In de beleidsuitwerking 'Behoud en versterking ruimtelijke kwaliteit' geeft de provincie richting en ruimte aan een optimale wisselwerking tussen ruimtelijke ontwikkelingen en gebiedskwaliteit. In de gehele provincie, zowel in het stedelijk gebied als in het landelijk gebied, beoogt het kwaliteitsbeleid een 'ja, mits-beleid': ruimtelijke ontwikkelingen zijn mogelijk, met behoud of versterking van de ruimtelijke kwaliteit (waarborg ruimtelijke kwaliteit).
Het ruimtelijk kwaliteitsbeleid bestaat uit een viertal kwaliteitskaarten, samengevat in één integrale kwaliteitskaart, bijbehorende richtpunten en een aantal bepalingen in de verordening ('handelingskader ruimtelijke kwaliteit'). Dit beleid maakt naar zijn aard meerdere uitleg mogelijk. Vanuit de nieuwe sturingsfilosofie is dit een kans en geen bedreiging. Gelet op het gezamenlijke belang is een gedeelde opvatting over de uitleg en interpretatie van het kwaliteitsbeleid per concreet gebied wenselijk. Daarmee ontstaat ruimte voor maatwerk. De kwaliteitskaart en de richtpunten geven richting aan de interpretatie van ruimtelijke kwaliteit. Voor bepaalde gebieden heeft de provincie gebiedsprofielen opgesteld, maar voor het plangebied van dit bestemmingsplan zijn die er niet.
Om te kunnen bepalen of een ontwikkeling past bij de gebiedskwaliteit, onderscheidt de provincie ruimtelijke ontwikkelingen naar hun mate van impact op de omgeving. In dit licht wordt onderscheid gemaakt in drie soorten ontwikkeling: inpassing, aanpassing en transformatie.
Opgave 'Zorgen voor een gezonde en veilige leefomgeving en het beperken van hinder'
In de beleidsuitwerking 'Externe veiligheid (omgevingsveiligheid)' is het hoofddoel een veiliger Zuid-Holland door de kans te minimaliseren dat grote groepen mensen slachtoffer worden van ongevallen met gevaarlijke stoffen. Om het ontstaan van nieuwe knelpunten rond de risicobronnen te voorkomen, vraagt de provincie gemeenten om aannemelijk te maken dat op termijn aan de oriëntatiewaarde wordt voldaan, wanneer het groepsrisico als gevolg van een ruimtelijke ontwikkeling toeneemt en het berekende groepsrisico boven de oriëntatiewaarde ligt. De provincie vraagt in dat geval aan te tonen dat een maximale inspanning is geleverd om de gevolgen van een ongeval tot een minimum te beperken. Indien in bovengenoemde situatie het aantal blootgestelden toeneemt, dan vraagt de provincie maatregelen te nemen ter voorkoming of mitigatie van de gevolgen.
In de beleidsuitwerking 'Gezonde leefomgeving' streeft de provincie naar het voorkomen en verminderen van stress-gerelateerde ziektes door het aanbieden van verschillende soorten groen (bos, park, recreatieterreinen).
In de beleidsuitwerking 'Luchtkwaliteit' is de provinciale inzet om de gezondheidsschade aan mensen en natuur door luchtverontreiniging te beperken en daardoor bij te dragen aan een gezonde woon- en leefomgeving. Inzet van het provinciale luchtkwaliteitsbeleid is om in samenwerking met andere partijen aan de wettelijke Europese luchtkwaliteitseisen te voldoen.
De Omgevingsverordening stelt regels met betrekking tot belangrijke ruimtelijke elementen die een doorwerking hebben in het bestemmingsplan. Onderwerpen die aan bod komen zijn onder andere ruimtelijke kwaliteit, de ladder voor duurzame verstedelijking, kantoren, bedrijven, detailhandel, veiligheidszonering oevers Nieuwe Maas, ruimtelijke kwaliteit, herbestemmen bestaande bebouwing buiten het bestaand stadsgebied, ecologische hoofdstructuur, molenbiotopen, windenergie, regionale waterkeringen, buitendijks bouwen en archeologie. De volgende provinciale belangen zijn van toepassing op het plangebied.
Ruimtelijke kwaliteit
Ruimtelijke kwaliteit is van belang bij ruimtelijke ontwikkelingen (artikel 6.9). Een bestemmingsplan kan voorzien in een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling, onder de volgende voorwaarden ten aanzien van ruimtelijke kwaliteit:
In de omgevingsverordening is ook een kaart (14) opgenomen met betrekking tot ruimtelijke kwaliteit en beschermingscategorieën. Het plangebied van dit bestemmingsplan valt niet binnen een bepaalde op die kaart aangeduide beschermingscategorie.
Het voorliggende bestemmingsplan is in hoofdzaak een actualisatie van het bestaande planologische kader. Voor zover het plan ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk maakt is met name sprake van herstructurering en doorontwikkeling van het bestaande bedrijventerrein. Als nieuwe ruimtelijke ontwikkeling binnen dit plangebied zou alleen de mogelijkheid voor bouw van (bedrijfsterreingebonden) kantoren in de etalagezone langs de A20 benoemd kunnen worden. Het gaat daarbij om verschuiving van programma van de zuidkant van de A20 naar de noordkant van de A20. Feitelijk is hier sprake van verschuiving binnen hetzelfde gebied. Daarnaast is opname van deze mogelijkheid bedoeld om bedrijfsgebonden kantoren van bedrijven die op het terrein gevestigd zijn te concentreren. De mogelijkheden zoals die nu in het bestemmingsplan zijn opgenomen passen binnen de beleidsruimte die de provincie voor het aspect kantoren biedt (zie onderstaand). Om deze redenen is sprake van inpassing. De bouw van bedrijfsterreingebonden kantoren past, net als de rest van de mogelijkheden uit het bestemmingsplan, bij de bestaande gebiedsidentiteit, de aard en de schaal van het gebied. Er is geen sprake van structuurwijzigingen. Er is dus sprake van inpassen.
Duurzame verstedelijking
De ladder voor duurzame ontwikkeling uit het Besluit ruimtelijke ordening is geïncorporeerd in artikel 6.10 van de provinciale omgevingsverordening. Dit houdt in dat een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, in de toelichting een verantwoording moet bevatten dat sprake is van een actuele, zo nodig regionaal afgestemde, behoefte die binnen het bestaand stedelijk gebied voorzien wordt.
Het bestemmingsplan is in hoofdzaak conserverend van aard en maakt geen nieuwe stedelijke ontwikkelingen mogelijk anders dan herstructurering en herontwikkeling van het bestaande bedrijventerrein. Onderdeel daarvan is de mogelijkheid om een beperkt oppervlak aan kantoren te realiseren in de zone direct ten noorden van de A20 (etalagezone). Het gaat hierbij om een verplaatsing van een deel van het bestaande programma aan de zuidzijde van de A20. Deze verplaatsing is wenselijk omdat de beoogde mogelijkheden beter aansluiten bij de wensen van bedrijven uit het plangebied. Door clustering van kantoren van die bedrijven aan de A20 kan het overige bedrijventerrein efficiënter worden benut. Daarnaast is het programma wat nu aan de noordzijde wordt beoogd feitelijk afkomstig van de locatie Schieveste, aan de zuidzijde van de A20. Op de locatie Schieveste wordt beoogd een programma te realiseren met grotendeels wonen met een hoge dichtheid. Dit draagt eveneens bij aan een duurzamer gebruik van het bestaand stedelijk gebied. Onderstaand wordt nog uitgebreider op de onderbouwing voor het aspect kantoren ingegaan.
Kantoren
Voor het onderwerp kantoren geldt aanvullend artikel 6.11 van de provinciale verordening. Op grond van lid 1 sub b kan een bestemmingsplan voorzien in nieuwe kantoren op gronden binnen de OV-knooppuntlocaties en centrum- en (intercity)stationslocaties, indicatief aangegeven op kaart 10 (zie onderstaande figuur). Een en ander mits is aangetoond dat de behoefte aan kantoren groter is dan de nog onbenutte plancapaciteit voor kantoren op de locatie.
![]() |
Afbeelding 10 - OV-knooppuntlocaties en centrum- en (intercity)stationslocaties - Uitsnede uit de Provinciale Omgevingsverordening
De indicatieve aanduiding rondom station Schiedam-Centrum strekt zich over een groot deel van het plangebied van het voorliggende bestemmingsplan uit. Nagenoeg het hele Schiedamse deel van de Spaanse Polder valt binnen de aanduiding, evenals het zuidelijke deel van het gebied 's-Graveland. Buiten het plangebied vallen ook de locaties Schieveste en een deel van de Schiedamse binnenstad binnen de aanduiding.
De bestaande kantoorlocaties aan de De Brauwweg vallen binnen de aanduiding, evenals de etalagezone langs de rijksweg A20. Ten opzichte van het voorheen geldende bestemmingsplan uit 2005 is de mogelijkheid om in de zone langs de A20 bedrijfsterreingebonden en zelfstandige kantoren te realiseren nieuw opgenomen. De zone langs de A20 waar onder voorwaarden de mogelijkheid wordt geboden om kantoren op te richten is circa 30m diep, en is alleen aangeduid op locaties waar een bedrijfsbestemming ligt. Het oppervlak van het gebied is circa 20.000m2. De minimale bouwhoogte is vier bouwlagen de maximale bouwhoogte (onder voorwaarden) 40m. Dit biedt in principe mogelijkheden om circa 80.000 m² tot 200.000 m² vloeroppervlakte aan kantoren te realiseren. Een dergelijk oppervlak aan kantoren is ongewenst. Onder verwijzing naar onder andere onder andere de regionale strategie Werklocaties van de MRDH (zie paragraaf 3.3.2) wordt het gezamenlijke maximum vloeroppervlak beperkt tot 30.000 m². Hiermee voldoet het bestemmingsplan aan de voorwaarde van regionale afstemming, ook past dit oppervlak binnen de behoefteraming zoals die uit de strategie Werklocaties blijkt en binnen het uitgangspunt dat de totale plancapaciteit rondom het station Schiedam Centrum wordt afgewaardeerd. Ogemerkt wordt dat de plancapaciteit voor kantoorruimte in het geldende bestemmingsplan voor Schieveste begin 2021 wordt afgewaardeerd, wanneer het nieuwe bestemmingsplan voor dat gebied door de raad wordt vastgesteld. Op de locatie Schieveste neemt het kantoorprogramma dan af van de huidige 94.400m2 naar 21.000m2 (waaronder 10.000m2 bestaande kantoren). In combinatie met de verschuiving van 30.000m2 naar het voorliggende plangebied met dit bestemmingsplan is daarmee de minimale afname aan kantoorcapaciteit van 32.500 m² zoals in de strategie Werklocaties is opgenomen, gerealiseerd. Deze afname wordt volledig gerealiseerd binnen de indicatieve aanduiding OV-knooppuntlocaties en centrum- en (intercity)stationslocaties zoals die in de provinciale verordening is opgenomen.
Het bestemmingsplan voldoet hiermee aan artikel 6.11 lid 1 sub b van de omgevingsverordening.
De omgevingsverordening biedt, in uitzondering op het bepaalde in artikel 6.11 lid 1, enkele uitzonderingen voor het mogelijk maken van kantoren. Deze uitzonderingen staan in het tweede lid van 6.11 en zijn:
Het bestemmingsplan biedt op zichzelf geen ruimte voor nieuwe kantoren zoals bedoeld in dit lid. Binnen de bestemming 'Gemengd' biedt het plan mogelijkheden voor realisatie van kleinschalige zelfstandige kantoren (tot een maximum van 1.000 m²) en breder binnen de bestemming Bedrijventerrein voor bedrijfsgebonden kantoren. Dit zijn echter bestaande planologische mogelijkheden die op basis van het voorheen geldende bestemmingsplan uit 2005 ook reeds konden worden gerealiseerd. Daarbij zijn de mogelijkheden in het voorliggende bestemmingsplan niet substantieel gewijzigd en wordt aangesloten bij de voorwaarden zoals de omgevingsverordening die stelt. Het bestemmingsplan is ook op dat punt dus in overeenstemming met de provinciale verordening.
Bedrijven
Voor het onderwerp bedrijven geldt artikel 6.12 van de omgevingsverordening.
Voor bedrijventerreinen geldt dat bedrijven uit de hoogst mogelijke milieucategorie van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, passend bij de omgeving, worden toegelaten, waarbij rekening wordt gehouden met toekomstige ontwikkelingen die zijn opgenomen in een onherroepelijk bestemmingsplan of het Programma ruimte. Bij het bepalen van de hoogst toegelaten milieucategorieën is in het bestemmingsplan rekening gehouden met drie factoren: de richtafstanden op grond van de VNG-brochure 'Bedrijven en Milieuzonering', de milieucategorie van bestaande bedrijven en de aard en uitstraling van het bedrijventerrein. Op grond van deze uitgangspunten is aan de gronden een zo hoog mogelijke milieucategorie gegeven.
Ten opzichte van het voorgaande bestemmingsplan is op een aantal deelgebieden binnen het plangebied de maximaal toegestane milieucategorie aangepast. Op een aantal gronden langs de A20 is de toegestane categorie verlaagt. In alle gevallen blijft miliecategorie 3.2 toegestaan. Daarnaast is in diverse deelgebieden de toegestane categorie verhoogt. Dit is met name het geval in het noordelijk deel van het plangebied. De verhoging van categorie 2 en 3 tot (in de meeste) gevallen categorie 4.1 en 4.2 heeft door het behoud van het uitgangspunt van inwaartse zonering geen effecten op gebieden buiten het plangebied.
Daarnaast is een aantal percelen welke voorheen primair als kantoor waren bestemd, in het voorliggende bestemmingsplan bestemd als bedrijventerrein met een nadere functieaanduiding kantoor. Dit biedt voor de toekomst de mogelijkheid om, naast kantoren, ter plaatse ook bedrijfsfuncties toe te staan. Het bedrijventerrein kan hierdoor beter worden benut. Beter benutten is ook mogelijk door het beperkt verhogen van de toegestane bouwhoogte langs de A20, waardoor een groter bedrijfsvloeroppervlak kan worden gerealiseerd op hetzelfde grondvlak. Daarbij is een nieuwe regel opgenomen dat gebouwen minimaal uit vier bouwlagen moeten bestaan, wat ook bijdraagt aan het beter benutten van de zone direct langs de A20. Tot slot is een afwijkingsbevoegdheid opgenomen om onder voorwaarden bedrijven tot twee milieucategorien hoger toe te staan. Ook dit is een verruiming ten opzichte van het voorgaande bestemmingsplan.
Aan de noordzijde van het plangebied zijn twee wijzigingsbevoegdheden opgenomen waarmee een beperkte uitbreiding van het bedrijventerrein kan worden gerealiseerd. Aan de Schiekade gaat het om een gebied van ongeveer 2.3ha, aan de 's-Gravelandseweg om circa 2.6ha. De toe te stane milieucategorie aan bedrijvigheid is nader te bepalen.
Per saldo is sprake van een opwaardering van toegestane bedrijvigheid, hoogte van toegestane milieucategorie en flexibiliteitsbepalingen. De doorgevoerde wijzigingen zijn feitelijk te beschouwen als nuancering van de bestaande mogelijkheden binnen het bedrijventerrein. Hierdoor is geen verdere compensatie nodig. In onderstaande tabel is op hoofdlijnen inzichtelijk gemaakt welke wijzigingen zijn aangebracht. Het gaat om wijzigingen tussen het voorgaande bestemmingsplan uit 2005 ('van') en het voorliggende bestemmingsplan ('naar').
Wijzigingen milieucategorie | |||
Van | Naar | Opp. m2 | Opp. ha |
Bedrijf cat. 4 | Bedrijf cat. 3.2 | 139250 | 13,925 |
Bedrijf cat. 3 | Bedrijf cat. 4.2 | 77000 | 7,7 |
Bedrijf cat. 3 | Bedrijf cat. 4.1 | 38000 | 3,8 |
Bedrijf cat. 2 | Bedrijf cat. 3.1 | 29500 | 2,95 |
Groen | Bedrijf cat. 3.2 | 1500 | 0,15 |
Kantoor | Bedrijf cat. 4.2 | 7500 | 0,75 |
Kantoor | Bedrijf cat. 3.2 | 18500 | 1,85 |
Bedrijf cat. 3&4 | Verkeer | 14000 | 1,4 |
Groen | Bedrijf cat. n.t.b. | 49000 | 4,9 |
totaal categorie verlaagd | 139250 | 13,925 | |
totaal categorie verhoogd | 144500 | 14,45 | |
totaal terrein toegevoegd | 27500 | 2,75 | |
totaal terrein onttrokken | 14000 | 1,4 | |
totaal toek. terrein toevoeging | 49000 | 4,9 |
Tabel 1 Wijzigingen milieucategorie
Op grond van het provinciaal beleid is het plangebied niet specifiek aangeduid voor watergebonden bedrijvigheid. Gelet op de ligging aan de Schie, welke in principe voor de binnenvaart bevaarbaar is, bevinden zich van oudsher enkele bedrijven in het gebied die zich richten op de maritieme sector. In het noordoosten van het plangebied bevinden zich enkele kleine scheepswerven en een bedrijf wat zich richt op onderhoud en dienstverlening in de maritieme sector. Het plan kent geen specifieke regels ten aanzien van watergebonden bedrijvigheid, met uitzondering van de bestemming Water. Hierin is een mogelijkheid opgenomen om het water mede te gebruiken voor activiteiten ten behoeve van watergebonden bedrijvigheid. Voor het overige staan de planregels vestiging van watergebonden bedrijven niet in de weg. In vergelijking met bijvoorbeeld het gebied rondom de Wilhelminahaven en de Wiltonhaven in Schiedam is het belang van watergebonden bedrijvigheid op dit bedrijventerrein ook van oudsher beperkt.
Een bestemmingsplan voor een bestaand bedrijventerrein kan in beperkte mate voorzien in nieuwe woningen, bedrijfswoningen en andere functies op delen van een bedrijventerrein, voor zover dit niet in strijd is met de hoogst mogelijke milieucategorie.
Binnen de grenzen van het bedrijventerrein zelf is geen mogelijkheid geboden voor (bedrijfs)woningen. Onder andere vanwege de aanduiding als gezoneerd industrieterrein is het bieden van mogelijkheden voor (bedrijfs)woningen niet gewenst. Dit zou immers de goede werking van het bedrijventerrein, gelet op onder andere de toegestane milieucategorie aan bedrijvigheid, onevenredig belemmeren. Ook het voorgaande bestemmingsplan bood al geen mogelijkheden meer voor de realisatie van bedrijfswoningen bij bedrijfspanden. Beleidsmatig is het uitgangspunt sinds die tijd ook geweest om waar mogelijk eventuele bestaande legale bedrijfswoningen te saneren, bijvoorbeeld bij hernieuwde uitgifte van gronden in erfpacht.
Het bestemmingsplan maakt binnen de bestemming Woongebied realisatie van woningen mogelijk. Het gaat hier echter om een bestaande planologische mogelijkheid, feitelijk buiten het bestaande bedrijventerrein. Daarbij wordt nog gekeken op welke wijze ontwikkeling van het gebied tot uitvoering wordt gebracht. Het gebied kent ook een wijzigingsbevoegdheid waarmee de bestemming kan worden omgezet naar Groen en Water. In alle gevallen zal realisatie van de woningen geen negatieve gevolgen hebben voor de uitvoering van bedrijfsactiviteiten op de daartoe bestemde percelen. Aan de diverse afstandsmaten kan worden voldaan.
Detailhandel
Nieuwe detailhandel moet op grond van artikel 6.13 van de verordening gevestigd worden binnen of direct aansluitend aan een bestaande winkelconcentratie in de centra van steden, dorpen en wijken. Het bepaalde met betrekking tot de vestiging van detailhandel in de centra is niet van toepassing op een aantal in het derde lid genoemde categorieën, waaronder bijvoorbeeld volumineuze detailhandel.
Het bestemmingsplan omvat een aantal locaties waar reeds (volumineuze) detailhandelsbedrijven aanwezig zijn. Voor de bestaande detailhandelsbedrijven is een passende regeling opgenomen (zie paragraaf 2.4.2). Deze regeling biedt geen ruimte voor uitbreiding van of wijziging naar een vorm van detailhandel welke niet expliciet is toegelaten op grond van het provinciaal beleid. Overeenkomstig de provinciale verordening is op alle locaties waar volumineuze detailhandel aanwezig is detailhandel in auto's, boten, caravans, motoren, scooters, zwembaden, buitenspeelapparatuur, fitnessapparatuur, piano's surfplanken, tenten, grove bouwmaterialen, landbouwwerktuigen en brand- en explosiegevaarlijke goederen toegelaten.
De bestaande mogelijkheden voor kleinschalige of ondergeschikte detailhandel zoals die op het bedrijventerrein reeds mogelijk waren zijn overgenomen. Daarbij wordt opgemerkt dat ten opzichte van het voorgaande bestemmingsplan op diverse locaties de mogelijkheid voor detailhandel is verwijderd. Bij hernieuwde uitgifte van gronden in erfpacht is de laatste jaren de mogelijkheid voor detailhandel waar mogelijk niet langer opgenomen. Om in te kunnen spelen op eventuele toekomstige behoefte kent het plan een afwijkingsmogelijkheid onder voorwaarden om medewerking te kunnen verlenen aan (volumineuze) detailhandel. Per saldo is echter ook dan nog sprake van een afname aan mogelijkheden voor detailhandel. Nieuwe detailhandel vanuit planologisch oogpunt is dus niet aan de orde. Het bestemmingsplan voldoet op het punt detailhandel dus aan de verordening.
Provinciale vaarwegen
Artikel 6.19 regelt de bescherming van de vrijwaringszone van provinciale vaarwegen. In de noordoosthoek van het plangebied is de Delftse Schie in de omgevingsverordening aangemerkt als provinciale vaarweg, inclusief vrijwaringszone (zie de afbeelding hieronder). Om een vlotte en veilige doorvaart van de scheepvaart te waarborgen moet worden voorkomen dat deze wordt beperkt door nieuwe ontwikkelingen nabij provinciale vaarwegen. Voor de bijbehorende vrijwaringszone geldt dat nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen uitsluitend mogelijk zijn mits rekening wordt gehouden met het voorkomen van belemmeringen voor de zichtlijnen van bemanning en navigatieapparatuur, het contact van de scheepvaart met bedienings- en begeleidingsobjecten, de toegankelijkheid van de vaarweg voor hulpdiensten vanaf de wal, en het uitvoeren van beheer en onderhoud. (Overigens komt de afbeelding op kaart 2 in Bijlage II van de Omgevingsverordening op dit moment nog niet overeen met de inmiddels gerealiseerde Bochtafsnijding in de Schie.)
![]() |
|
Afbeelding 11 - Provinciale vaarwegen - Uitsnede uit de Provinciale Omgevingsverordening
De bij de Schie behorende vrijwaringszone is op de verbeelding bestemd als 'Vrijwaringszone - provinciale vaarweg'. De vrijwaringszone heeft een breedte van 10 meter aan weerszijden van de vaarweg. Het bestemmingsplan voorziet niet in (nieuwe) stedelijke ontwikkelingen binnen deze vrijwaringszone en vormt daarmee geen belemmering voor de doorvaart van het scheepvaartverkeer op de Schie.
Regionale waterkeringen
Artikel 6.22 van de verordening regelt hoe de bescherming van regionale waterkeringen in het bestemmingsplan moet worden vastgelegd. De waterkering en beschermingszone moeten als zodanig worden bestemd, waarbij moet worden uitgegaan van de door de beheerder vastgestelde legger. Nieuwe ontwikkelingen kunnen slechts mogelijk worden gemaakt voor zover bij de verwezenlijking daarvan (naar oordeel van de beheerder) geen belemmeringen kunnen ontstaan voor het onderhoud, de veiligheid of de mogelijkheden voor versterking van de regionale waterkering.
![]() |
Afbeelding 12 - Regionale waterkeringen - Uitsnede uit de Provinciale Omgevingsverordening
De in het plan aanwezige regionale waterkeringen langs de Schiedamse Schie, de Bochtafsnijding en de Polderwetering en de bijbehorende beschermingszone zijn bestemd als 'Waterstaat - Waterkering'. Op grond van deze regeling is een vergunning vereist voor het bouwen en het uitvoeren van werken of werkzaamheden. De vergunning kan pas worden verleend na een positief advies van de beheerder van de waterkering. Het bestemmingsplan is hiermee in overeenstemming met artikel 6.22 van de verordening.
Archeologie
Een bestemmingsplan voor gronden met een hoge of zeer hoge bekende archeologische waarde dient een regeling te bevatten die deze waarden beschermt. Het bestemmingsplan omvat geen gronden als aangewezen op de bij de verordening behorende kaart 8 Archeologische waarden en is in zoverre in overeenstemming met de provinciale verordening. Op grond van het gemeentelijk beleid worden de mogelijk aanwezige archeologische waarden in het plangebied beschermd door middel van de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie'. Op grond van deze regeling is een vergunning vereist voor het bouwen en het uitvoeren van werken of werkzaamheden. De vergunning kan pas worden verleend nadat een archeologisch onderzoek is uitgevoerd.
In de voorbereiding van het bestemmingsplan is beleid van het hoogheemraadschap van Delfland uitgewerkt in de bij deze toelichting gevoegde waterparagraaf.
De diverse planologische beperkingen die vanwege de bescherming van het waterstaatsbelang noodzakelijk zijn, zijn opgenomen in de regels via dubbelbestemmingen of aanvullende voorwaarden. Het hoogheemraadschap is verder ook in de voorbereiding van het bestemmingsplan betrokken. Het bestemmingsplan is niet in strijd met het beleid van het schap.
De Metropoolregio Rotterdam Den Haag is een vrijwillig samenwerkingsverband in de vorm van een gemeenschappelijke regeling van 23 gemeenten. De Metropoolregio Rotterdam Den Haag (MRDH) heeft taken op het gebied van bereikbaarheid en economisch vestigingsklimaat.
Binnen de MRDH wordt ook de regionale afstemming gezocht over diverse economische thema's. In dat kader relevant voor het bestemmingsplan is dat op 14 december 2018 de strategie Werklocaties 2019-2030 is vastgesteld. Deze strategie bevat de visie tot 2030 en regionale afspraken tot 2023 over werklocaties in de MRDH. Hiermee versterken de regiogemeenten het regionaal economisch vestigingsklimaat door kwalitatief én kwantitatief te sturen op de voorraad. Het doel is werkgelegenheidsgroei en arbeidskansen voor de economie van morgen én duurzaam ruimtegebruik. De integraliteit draagt bij aan regionale samenhang en duidelijkheid bij stakeholders zoals vastgoedpartijen.
De MRDH is een samenwerkingsverband waar concrete ruimtelijk-economische vraagstukken worden geagendeerd. Die rol is ook het uitgangspunt van de strategie. Regionale afstemming is ook een vereiste vanuit de provincie Zuid-Holland bij wijzigingen in gemeentelijke bestemmingsplannen. De strategie is geen blauwdruk van de regio. Het is een samenhangende visie op de ontwikkeling van werklocaties vanuit de bestaande situatie, en richting de gewenste ramingen tot 2030. Met deze strategie bepalen MRDH en regiogemeenten de juiste acties voor de huidige bestuursperiode. Relevant voor het voorliggende bestemmingsplan zijn twee deelonderwerpen uit de strategie: kantoren en bedrijventerreinen.
Kantoren
Het kantorenbeleid stuurt op het kwalitatief versterken van de bestaande voorraad en het onttrekken van incourant bestaand aanbod en overmatige plancapaciteit (geplande nieuwbouw). De geactualiseerde aanbodinventarisatie geeft nieuwe inzichten. Toplocaties en (inter)nationaal concurrerende vestigingsmilieus kunnen uitbreiden, en op minder goed met OV-bereikbare locaties wordt het aanbod geoptimaliseerd. Daarnaast wordt op veel snelweglocaties de overmaat in het vastgoed gereduceerd door transformatie naar nieuwe functies (zoals wonen). Met maatwerk stemmen de regiogemeenten het aanbod af op specifieke ruimtelijk-economische ontwikkelingen. Voor kantorenlocaties met een strategische opgave (versterken, optimaliseren of herbestemmen) stellen de regiogemeenten gebiedsvisies op om de goede voornemens concreet te maken. Waar nodig ondersteunt en faciliteert de MRDH de gemeentelijke aanpak. In aanvulling op de Ladder van de Duurzame Verstedelijking is een nieuw regionaal afwegingskader ontwikkeld om de toevoeging van plancapaciteit te kunnen toetsen. Daarbij wordt vooral gekeken naar de marktruimte, onderscheidende kwaliteiten en toegevoegde waarde voor de regionale kantorenmarkt. Voor verduurzaming richten de regiogemeenten zich zowel op bestaande bouw, samen met de eigenaren, vastgoedpartijen en gebruikers.
Voor dit bestemmingsplan is relevant dat de zuidzijde van het plangebied valt binnen de goed bereikbare OV-knooppuntlocaties zoals aangeduid in het provinciaal beleid, aangevuld met een goede bereikbaarheid voor autoverkeer. Daarbij is sprake van een programmatische en ruimtelijke samenhang van het plangebied nabij de A20 met het gebied direct ten zuiden van de A20 (Schieveste). In de strategie Werklocaties is vastgelegd dat een groot deel van het programma voor kantoren aan de zuidzijde van de A20 (harde plancapaciteit) wordt omgezet naar de functie wonen. Deze herbestemming wordt in een afzonderlijk bestemmingsplan voor Schieveste doorgevoerd. Daarnaast wordt een deel van het beoogde kantorenprogramma verplaatst naar de noordzijde van de A20 (30.000 m²). Die verschuiving vindt plaats met het voorliggende bestemmingsplan. Per saldo leidt dit tot een minimale afname aan kantoorprogramma van 32.500 m² rondom de A20. Dit uitgangspunt is ook in het Ontwikkelperspectief voor het gebied rondom de A20 opgenomen. Daarnaast is het nieuwe bestemmingsplan mede bedoeld om de verduurzaming van het gehele bedrijventerrein te faciliteren. Dit geldt uiteraard ook voor de bestaande bedrijfsgebonden en zelfstandige kantoren die zich reeds binnen het plangebied bevinden.
Bedrijventerreinen
Het beleid voor bedrijventerreinen uit de strategie Werklocaties stuurt op evenwicht tussen vraag en aanbod, en borgt duurzame vitaliteit. Het marktevenwicht is redelijk in balans, maar in sommige gebieden gaat de uitgifte bovengemiddeld snel. In de hele regio zorgt het forse woningtekort voor conflicterende ruimteclaims in het stedelijke gebied. Op veel bedrijventerreinen wordt gekeken naar transformatiemogelijkheden naar wonen. Die bedrijventerreinen zijn echter wel belangrijk in de ontwikkeling en behoud van de regionale werkgelegenheid. Veel bedrijventerreinen hebben een kwalitatieve achterstand opgelopen die revitalisering of herprofilering noodzakelijk maakt. De regiogemeenten maken gebiedsvisies en verbeteren de organisatiegraad van ondernemers met Bedrijfsinvesteringszones, ondernemersfondsen of parkmanagement. Dit vergroot ook draagvlak en mogelijkheden voor investeringen in de verduurzaming van bedrijventerreinen.
Voor dit bestemmingsplan is relevant dat het bestaande bedrijventerrein behouden blijft als bedrijventerrein. De functie van de Schiedamse 's-Gravelandsepolder en Spaanse Polder blijft, met de aangrenzende Rotterdamse delen van Spaanse Polder en het bedrijventerrein Noord-West, primair gericht op het bieden van ruimte aan bedrijfsactiviteiten. Dit is in lijn met de aanduiding in de strategie Werklocaties als industrieel werkmilieu, met ruimte voor bedrijfsvestigingen in de zwaardere milieucategorieën. Met name voor de Spaanse Polder ligt daarbij een opgave in de herprofilering van het terrein. In de uitwerking van het Ontwikkelperspectief is hier uitgebreid aandacht aan besteed, en wordt ingezet op het treffen van maatregelen om de herprofilering van het bedrijventerrein te versterken. Daarnaast is het efficiënt en duurzaam benutten van de beschikbare ruimte op het terrein een van de uitgangspunten van het gemeentelijk beleid. Dit betekent onder andere dat gebiedsvreemde functies indien mogelijk worden uitgefaseerd, zoals de mogelijkheid voor (bedrijfs)woningen op het bedrijventerrein. Bij de hernieuwde uitgifte van bedrijventerrein in erfpacht wordt verder aandacht besteed aan profilering van het terrein en de bijdrage die nieuwe ontwikkelingen leveren aan het versterken van het ondernemersklimaat in de regio.
Zoals toegelicht is op onderdelen sprake van beperkte aanpassingen in de toegestane milieucategorisering in bedrijvigheid. Dit wordt enerzijds ingegeven door actualisatie van het verouderde plan naar de bestaande situatie, ook is het beleidskader voor het bedrijventerrein verwerkt in het bestemmingsplan. Per saldo is sprake van een opwaardering van toegestane bedrijvigheid en hoogte van toegestane milieucategorie. Hierdoor is geen verdere compensatie nodig.
De gemeenten Rotterdam, Leiden, Zoetermeer, Den Haag, Rijswijk, Delft, Schiedam en Dordrecht hebben zich sinds eind 2017, met het oog op de woningbouwopgave, verenigd in de 'Verstedelijkingsalliantie'. Deze alliantie is een samenwerkingsverband met de provincie Zuid-Holland en de Metropoolregio Rotterdam-Den Haag. Begin 2018 heeft deze alliantie een pamflet opgesteld, waarin wordt geschetst op welke wijze deze gemeenten de verstedelijkingsopgave (versneld) op zich willen nemen. Gekozen wordt voor een geconcentreerde verstedelijking langs de bestaande infrastructuur; de spoorlijn Dordrecht-Leiden. De woningbouwopgave en de versterking van de economische toplocaties worden in samenhang met investeringen in hoogwaardig openbaar vervoer op een integrale wijze uitgevoerd. Deze aanpak moet er toe leiden dat in deze gemeenten tot 2040 in totaal 170.000 extra woningen worden gerealiseerd, waarvan 150.000 in een (centrum)stedelijk milieu en waarvan 75.000 in de directe nabijheid van treinstations. Op 20 november 2019 zijn de afspraken hierover vastgelegd in het Integraal Verstedelijkingsakkoord Zuidelijke Randstad, ondertekend door de betrokken gemeenten, de provincie Zuid-Holland en het Rijk. Naast woningen zijn ook aantrekkelijke werklocaties van groot belang voor een vitale en duurzame verstedelijking. Het voorliggende bestemmingsplan draagt hier aan bij, onder andere ook door de programmatische en functionele relatie met Schieveste en andere gebieden binnen SchieDistrict.
Het beleidskader voor het bestemmingsplan ligt vast in diverse beleidsstukken. Een aantal is reeds vastgesteld, aan andere is gedurende het traject van opstelling van het voorliggende bestemmingsplan nog gewerkt. Van groot belang voor het plangebied zijn het Ontwikkelperspectief met bijbehorend beleid, zoals het Toetsingskader duurzaamheid. Deze beleidsstukken zijn met de actualisatie van de gebiedsopdracht SchieDistrict in april 2020 nog duidelijker met elkaar verbonden. Het gemeentelijk beleidskader vormt de onderbouwing van het bestemmingsplan. De wijze van bestemmen is in bepaalde specifieke gevallen afgestemd op de uitgangspunten uit het beleid, zodat het bestemmingsplan daadwerkelijk fungeert als de concrete vertaling van beleid naar toetsingskader voor vergunningen en toestemmingen.
Op 28 september 2009 heeft de gemeenteraad de 'Stadsvisie Schiedam 2030' vastgesteld. Deze Stadsvisie geldt als een structuurvisie als bedoeld in de Wet ruimtelijke ordening. De Stadsvisie is tot stand gekomen in samenspraak met veel partijen uit de stad. In dit kader is van december 2008 tot en met april 2009 een interactief traject uitgevoerd met een grote betrokkenheid van burgers, partners, ondernemers en raadsleden. De uitkomsten van dit traject zijn opgenomen in de Stadsvisie. In de Stadsvisie wordt geconcludeerd dat het onmogelijk is om alle hoofdopgaven tegelijk uit te voeren. Daarom vormen de hoofdopgaven het kader waar, binnen de periode 2010-2030, ruimtelijke werkzaamheden uit voortvloeien. In de Stadsvisie worden acht ruimtelijke opgaven onderscheiden waar de gemeente zich op gaat focussen. Het voortzetten van de herstructurering en moderniseren van 's-Graveland (Zuid) en Spaanse Polder wordt als een van de ruimtelijke hoofdopgaven benoemd. De afgelopen jaren is hieraan gewerkt binnen de kaders van de gebiedsontwikkeling SchieDistrict.
Afbeelding 13 - Stadsvisie 2030, economische functies
In augustus 2020 heeft het college besloten te starten met de herijking van de Stadsvisie Schiedam. Mede aanleiding hiervoor is de komst van de Omgevingswet, waarvan de inwerkingtreding wordt beoogd op 1 januari 2022. Insteek van de actualisatie van de huidige stadsvisie is dat deze volgens het kader uit de Omgevingswet wordt opgesteld. De actualisatie wordt dan ook beoogd als omgevingsvisie vast te stellen. De opzet en planning van de omgevingsvisie wordt momenteel bezien.
Op 31 mei 2016 is de kadernota economie 'Ruimte voor ondernemen' vastgesteld. Uitgangspunt van de kadernota is om af te maken waarmee we begonnen zijn: het vernieuwen en moderniseren van de bedrijventerreinen. Hiermee wordt de basis versterkt voor de huidige economische structuur en wordt ruimte geboden voor vernieuwing van de economie. Het plangebied is onderdeel van de A20-zone. Deze zone omvat de deelgebieden 's-Graveland Noord, 's-Graveland Zuid en Spaanse Polder, allen gelegen binnen het plangebied van dit bestemmingsplan, alsmede het in ontwikkeling zijnde gebied Schieveste ten zuiden van de A20 buiten het plangebied. In het gebied is een mix aan innovatieve bedrijven in de maakindustrie gevestigd, met veel onderlinge kruisbestuiving. Daarnaast kenmerkt het gebied zich als ideale locatie voor groothandel en zakelijke dienstverlening met veel werkgelegenheid. Schieveste is daarbij, als multifunctioneel knooppunt in de metropoolregio, een uitstekende ontwikkellocatie. De A20-zone wordt als één gebied beschouwd, waar aanbod van kantoren, leisure, wonen en bedrijfsruimte beschikbaar is. De ontwikkeling naar innovatieve maakindustrie en distributie wordt daarbij verder versterkt. Het bestemmingsplan draagt bij aan het realiseren van deze ambities.
Het college heeft in juni 2016 DNA-profielen voor de verschillende bedrijventerreinen vastgesteld. De profielen beschrijven de ontwikkelrichting van de diverse bedrijventerreinen in Schiedam en maken onderdeel uit van de 'Kadernota Economie'. Daarnaast zijn de profielen van toepassing bij de uitgifte van grond conform de 'Kadernota Grond 2015'. Het bestemmingsplan biedt ruimte voor het realiseren van de in de profielen genoemde ontwikkelingen.
Het deelgebied 's-Graveland Noord moet zich ontwikkelen naar een gebied waar een mix aan zeer innovatieve bedrijven in de maakindustrie gevestigd is. Deze bedrijven zijn gerelateerd aan de universiteiten in Delft en Rotterdam en de maritieme sector. Dit biedt mogelijkheden voor kruisbestuiving. Verder karakteriseert het bedrijventerrein zich als een plek voor groothandel en zakelijke dienstverlening met veel werkgelegenheid. Ook op het gebied van logistiek en stedelijke/regionale distributie vinden innovatieve ontwikkelingen plaats. De ontwikkeling naar innovatieve maakindustrie en distributie wordt verder versterkt. Op termijn kan de bereikbaarheid van het gebied nog versterkt worden door het realiseren van station Kethel en een mogelijke OV-verbinding naar Rotterdam via de Polderdwarsweg.
Voor de deelgebieden 's-Graveland Zuid en Spaanse Polder wordt ingezet op de verdere uitvoering van de huidige activiteiten in het kader van de herstructurering. Daarnaast zal de veiligheid in het gebied worden verbeterd. Het profiel van het gebied als vestigingsmilieu voor innovatieve bedrijven in de maakindustrie en logistiek/distributie wordt verder versterkt.
De A20-zone wordt tegenwoordig als SchieDistrict aangeduid (zie 3.4.4). De verdere uitwerking van de beoogde herontwikkeling vindt plaats in het Ontwikkelperspectief en de Ruimtelijk Economische Visie en Agenda (zie 3.4.3). De Kadernota Economie wordt momenteel herzien. Een van de uitwerkingen ziet op de Strategie Werklocaties voor Schiedam (zie 3.4.5).
Als verdere uitwerking van de Kadernota Economie en de DNA-profielen voor de bedrijventerreinen is op 1o juli 2018 besloten over de vaststelling van een gebiedsopdracht voor de A20 zone ('s-Graveland, Spaanse Polder, Schieveste en een klein deel stadscentrum rondom het station). Deze gebiedsopdracht ziet naast ontwikkelingen op het bedrijventerrein, ook op bijvoorbeeld de ontwikkeling van Schieveste en het stationsgebied.
Op 29 oktober 2019 heeft de gemeenteraad als uitwerking van de gebiedsopdracht de Ruimtelijk Economische Visie en Agenda (REVA) voor het gebied 's-Graveland en Spaanse Polder en het bijbehorende "Ontwikkelperspectief 's-Gravelandsepolder & Spaanse Polder: hèt bedrijventerrein van de toekomst" vastgesteld. De Spaanse Polder en 's Gravelandsepolder zijn een belangrijk werkgebied in Schiedam en een cruciale bouwsteen van de lokale en regionale economie. Het is met het naastgelegen Rotterdamse werkgebied één van de grootste bedrijventerreinen van West-Europa. De ligging is uitstekend: naast de snelweg A20, aan een IC-station Schiedam Centrum en direct op de kennisas Leiden - TU-Delft – Erasmus Universiteit. Zo speelt het gebied op verschillende schaalniveaus een belangrijke rol; niet alleen als poort naar de stad (Schiedam; Rotterdam), maar ook als schakel binnen de MRDH en het internationale havenindustrieel complex.
Het economische deel van de REVA is in gezamenlijke opdracht van Schiedam en Rotterdam opgesteld door Buck Consultants International (BCI) en Perron 14. Het geeft een integrale analyse van de sterkten, zwaktes, kansen en bedreigingen voor de verdere ontwikkeling van dit gebied. Aan deze analyse hebben ondernemers en vastgoedeigenaren uit het gebied hun bijdrage geleverd. Zo is een breed gedragen beeld ontstaan van de mogelijkheden voor dit gebied; een economische motor waar nu al ca. 25.000 mensen uit Schiedam en de regio werkzaam zijn.
Afbeelding 14 - Toekomstbeeld 's-Gravelandsepolder en Spaanse Polder
Het economische deel van de REVA is voor Schiedam verder uitgewerkt in een ruimtelijke visie voor het gebied. Deze visie bevat diverse belangrijke uitgangspunten die doorwerken in het voorliggende bestemmingsplan. Belangrijk uitgangspunt is dat 's-Graveland en Spaanse Polder een gemengd bedrijventerrein blijft, waarin een diversiteit aan bedrijven plek vinden door optimaal, intensief ruimtegebruik. In lijn met de uitgangspunten van de Roadmap Next Economy (RNE) ontstaat een bedrijventerrein waar innovatie, maakindustrie en RNE-start-ups hun vaste landingsplek hebben. Vanwege de investeringsbereidheid in het gebied houden we ruimte voor zones met bedrijvigheid in hogere milieucategorieën. Aan de randen is dat afgestemd met het wonen dat in de omgeving van het gebied (zoals Schieveste) zijn plaats heeft. Het gebied is daarmee een robuuste motor voor de arbeidsmarkt van Schiedam en de regio, en een plaats waar bedrijfsleven en onderwijs samenkomen. Kortom, een bedrijventerrein als onderdeel van de A20 zone waar werken, wonen (op Schieveste) en een goed functionerend OV-knooppunt op duurzame wijze zijn gerealiseerd.
Deze visie is op diverse punten in het bestemmingsplan zichtbaar. Kort worden enkele benoemd:
Voor een uitgebreidere toelichting op het Ontwikkelperspectief wordt verwezen naar de bijlagen bij deze toelichting.
In juli 2018 heeft het college besloten de gebiedsontwikkeling A20-zone Schiedam op te starten en is een gebiedsopdracht geformuleerd. In het voorjaar van 2020 is de naam van de gebiedsontwikkeling gewijzigd naar SchieDistrict. Sinds de start van de gebiedsontwikkeling is steeds duidelijker zichtbaar hoezeer schaalsprongen op het gebied van wonen (verdichten), economie (werken en een leven lang ontwikkelen) en mobiliteit (bereikbaarheid met alle (deel)modaliteiten) nodig zijn om verstedelijking, betere leefbaarheid en maatschappelijke inclusie op een duurzame manier te realiseren. Dit is mede aanleiding geweest om de gebiedsopdracht SchieDistrict in april 2020 te actualiseren. De gebiedsopdracht ziet op diverse deelgebieden. Naast de bedrijventerreinen Spaanse Polder en 's-Gravelandsepolder zijn dit ook de gebieden Schieveste, het station Schiedam Centrum, de Kop van de Singel, het AMEC-gebouw, de Peperkliplocatie en de diverse corridors in en naar het gebied (zoals de verbinding tussen Spaanse Polder en Nieuw-Mathenesse en het Merwe-/Vierhavens gebied).
Afbeelding 15 - Overzicht van de gebiedsopdracht SchieDistrict
De actualisatie van de gebiedsopdracht SchieDistrict bouwt voort op het Ontwikkelperspectief uit oktober 2019 en versterkt de onderlinge samenhang tussen de diverse beleidsdocumenten.
Aan de hand van het Ontwikkelperspectief worden de ’s-Gravelandsepolder en Spaanse Polder ontwikkeld tot ‘hot spot in bedrijf’; een perfect bereikbaar gemengd bedrijventerrein voor innovatieve ondernemingen, hightech maakindustrie en start- & grown ups. Met name voor de hightech maak-bedrijven ontstaan er zo kansen op samenwerking in concepten als een Business Industries Campus (BIC).
Ook stedenbouwkundig moet er een grote verbeterslag plaats vinden. Op de zichtlocaties vereist dat meer aandacht voor de uitstraling van bedrijven. Met name de zone langs de A20 moet een gebied worden met hoogwaardige bedrijven die zich presenteren aan de Rijksweg (etalagezone). De hoogwaardige bedrijven in dit gebied liggen dicht op het HOV van Schiedam Centrum, de etalagezone is dan ook bedoeld voor representatief gehuisveste arbeidsintensieve bedrijven en bedrijfsgebonden kantoren Deze panden moeten een minimale hoogte van vier bouwlagen hebben met een bovengemiddelde architectonische uitstraling.
Met deze ingrepen blijft het gebied op lange termijn een robuuste motor voor de arbeidsmarkt van Schiedam en de regio en groeit het uit tot een vliegwiel voor innovatie en duurzaamheid waar bedrijfsleven, onderwijs en een leven lang ontwikkelen elkaar weten te vinden en te versterken. Een verdere uitbouw van de samenwerking met partijen als MRDH en Innovation Quarter, die de Schiedamse ontwikkelingen met grote belangstelling volgen, versterkt dit perspectief van een economisch ecosysteem dat past in de transitie naar een ‘next economy’. Er is ruimte in het gebied om dit te faciliteren en er zijn diverse Schiedamse bedrijven die hierin het voortouw kunnen en willen nemen. Ook hebben zich ontwikkelende partijen gemeld die een concept als een BIC kunnen en willen ontwikkelen.
De gebiedsopdracht gaat onder in op zaken als erfpacht, veiligheid en ondermijning en andere voor de gebiedsontwikkeling relevante aspecten. Onderstaand wordt op een aantal belangrijke ruimtelijke aspecten nog even uitgebreider ingegaan.
Voor de volledige gebiedsopdracht wordt verwezen naar de bijlage bij deze toelichting.
Verduurzaming buitenruimte; betere verblijfskwaliteit
De verblijfskwaliteit en uitstraling van de openbare ruimte worden, net als die van het
vastgoed, in overleg met de stakeholders in het gebied flink verbeterd; de Schie-oevers worden
aangepakt zodat deze een stevige ruggengraat van groen en water in het gebied worden. Op diverse plaatsen wordt dat gecombineerd met nieuwe loop- en fietsroutes. Voor het verbeteren van het vastgoed wordt bij een nieuwe gronduitgifte de duurzaamheidseis gesteld van een GPR-score 8. De GPR-methode is ook van toepassing op de buitenruimte van uit te geven kavels en wordt ook gehanteerd bij het plan dat voor het gebied wordt opgesteld voor verduurzaming en kwaliteitsverbetering van de openbare ruimte. Klimaatadaptatie (m.n. het tegengaan van hittestress) speelt een belangrijke rol in dit plan dat ook de mogelijkheden voor parkmanagement zal onderzoeken.
De wijze waarop invulling wordt gegeven aan de beoogde verduurzaming van de buitenruimte wordt nog uitgewerkt in een afzonderlijke visie Buitenruimte. Voor het bestemmingsplan is relevant dat de te nemen maatregelen binnen de bestemmingen bedoelt voor openbaar gebruik worden beoogd (bestemmingen Verkeer, Groen etc.).
Mobiliteit: verkeerscirculatieonderzoek
De versterking van de bereikbaarheid van het bedrijventerrein loopt mee in de mobiliteitsvisie die eind 2020 naar verwachting wordt vastgesteld.
In die visie is het verkeerscirculatieonderzoek ingebed, evenals verbetering van de last mile . Hierbij wordt ook bezien hoe om te gaan met het parkeerbeleid op de bedrijventerreinen. Samen met Rijk, provincie en MRDH wordt al hard gewerkt aan de verbetering van de Oude Lijn, waarin viersporigheid op het traject Delft- Schiedam als regionale topprioriteit geldt. Als dit is gerealiseerd zal het hele traject Leiden-Dordrecht viersporig zijn, waardoor capaciteit en kwaliteit van de verbindingen in de Randstad nog verder in kwaliteit toenemen. Het betekent niet alleen meer IC-stops en sprinters op station Schiedam Centrum, maar ook de mogelijkheid van de realisatie van station Kethel, gekoppeld aan planontwikkeling op gronden in de nabijheid van zo’n station. Deze gronden, gelegen ten noorden en zuiden van de 's-Gravelandseweg, liggen nu nog grotendeels braak in afwachting van (concreet) zicht op realisatie van het station. Bij het verkennen van de mogelijkheden om station Kethel tot HOV-hub te maken wordt onderzocht welke kansen en keuzes er aan de orde zijn over onderwerpen als de doortrekking van de tram (vanuit Schiedam-Noord richting station Kethel en mogelijk verder over de ’s-Gravelandseweg naar station Schiedam Centrum), en een HOV (bus) lijn tussen Schiedam Centrum en Zoetermeer. Dit laatste staat bij de MRDH op de agenda, de ruimtelijke reserveringen voor aanleg zijn over het algemeen in het verleden al gemaakt.
Een leven lang ontwikkelen; onderwijs, inclusie en sociale stijging
De verdere ontwikkeling van SchieDistrict schept ook kansen door de koppeling van ondernemen en werken met onderwijs en participatie-opgaven in het sociaal domein. Dat vraagt inzicht in zowel het onderwijsaanbod in het gebied (institutioneel- en bedrijfsonderwijs) als in de behoeften bij bedrijven (stageplaatsen, leer-werk trajecten). De gemeente heeft hier een actieve bemiddelende rol in en faciliteert onderwijs en arbeidsmarkt van de toekomst (een leven lang leren en ontwikkelen) in de vorm van praktijkscholing en intensieve relaties met onderwijs-/kennisinstellingen, sociale partners en Stroomopwaarts. Op dit thema liggen er diverse dwarsverbanden met het programma Stedelijke Vernieuwing 3.0 (SV 3.0) dat sinds enige tijd in ontwikkeling is. Met de geactualiseerde gebiedsopdracht SchieDistrict is onder meer voorzien in een programmamanager LLO (Levenlang leren en ontwikkelen), die dit onderwerp in samenhang met SV 3.0 naar concrete activiteiten gaat vertalen.
In 2020 is gewerkt aan de opstelling van een Strategie Werklocaties Schiedam. De Strategie Werklocaties geeft de ruimtelijk-economische onderbouwing voor de strategische ontwikkeling van de werklocaties in Schiedam, als onderdeel van de economische visie die parallel wordt opgesteld. De bedrijventerreinen 's-Graveland en Spaanse Polder zijn als onderdeel van het SchieDistrict een belangrijke component in de Strategie Werklocaties. Het document geeft een analyse van de bestaande ruimtelijk-economische positie van Schiedam en een analyse van de structuur en de ontwikkelingen voor de werklocaties. Ook bevat het een behoefteraming voor kantoren en bedrijventerreinen naar type werkmilieu en een toekomstperspectief met ambitiekaart voor de ontwikkeling van de werklocaties de komende periode.
In een bij de Strategie werklocaties behorend separaat rapport is de onderbouwing voor het kantorenprogramma binnen SchieDistrict gegeven. Hiermee is ook de uitwerking gegeven van de te doorlopen ladder voor duurzame verstedelijking.
Afbeelding 16 Ambitiekaart uit de (concept) Strategie Werklocaties
Op 29 september 2020 is de woonvisie 'Groei als kans voor de stad' vastgesteld. De woonvisie geeft een actuele kijk op het wonen in Schiedam en beschrijft de koers die de gemeente de komende 20 jaar wil volgen. De belangrijkste ambities van de woonvisie zijn: groei als kans voor de stad, wooncarrière voor alle Schiedammers, passende en herkenbare woonmilieus, passende woningen, groei van de kwaliteit van de woningvoorraad en de leefomgeving, een veilige en leefbare woonomgeving en verduurzaming van de bestaande bouw en nieuwbouw. Om deze ambities te realiseren gaat de woonvisie uit van:
De Woonvisie geeft in relatie tot het plangebied op zichzelf weinig beleidsmatige uitspraken. De functie wonen is binnen de grenzen van het bedrijventerrein zelf (bestemmingen Bedrijventerrein, Gemengd, Kantoor) niet gewenst. Het bestemmingsplan maakt ook geen (bedrijfs)woningen mogelijk. De afgelopen jaren is het beperkt aantal van oudsher nog aanwezige bedrijfswoningen op het terrein gesaneerd, op een aantal plekken is dit proces in de afrondende fase. Bij hernieuwde uitgifte van bedrijfspercelen bestaat geen mogelijkheid om een bedrijfswoning op te richten. Het toestaan van (bedrijfs)woningen op het bedrijventerrein is vanwege diverse aspecten ongewenst. Allereerst kan geen goed woon- en leefklimaat worden gegarandeerd, gelet op de ligging op het gezoneerde industrieterrein. De eventuele maatregelen die aan de woningen getroffen zouden moeten worden zouden dusdanig ingrijpend zijn dat van een goed functionerende woning geen sprake zou zijn. Wonen op het bedrijventerrein voegt dan ook niets toe aan de beoogde kwaliteit en diversiteit aan woonmilieus in Schiedam en sluit daarmee dus niet aan bij de Woonvisie. Daarnaast beperken (bedrijfs)woningen de goede en efficiente werking van het bedrijventerrein. Zowel vanuit het oogpunt van de woonfunctie als de bedrijfsfunctie is wonen op het bedrijventerrein daarom niet wenselijk.
Aan de noordkant van het plangebied, langs de Polderweg, is beperkt ruimte voor woningbouw. De beoogde transitie van kleine (agrarische) bedrijfskavels naar woningbouw draagt bij aan het realiseren van de ambitie om beperkt ruim wonen in een groene setting te ontwikkelen. Op onderstaande afbeelding is dit aangeduid met nummer 1. Het nog te ontwikkelen woongebied aan de noordzijde van de Polderweg is binnen het plangebied van het bestemmingsplan opgenomen, evenals het reeds bestaande woonwagencentrum aan de Schiekade. Dit vanwege het feit dat ook in het geldende bestemmingsplan uit 2005 dit gebied onderdeel is van het plangebied. Ingrijpende wijzigingen in de mogelijkheden voor woningbouw ter plaatse zijn niet aande orde.
Afbeelding 17 - Woonvisie, locaties lopende projecten
De Woonvisie geeft naast lopende projecten ook een overzicht van diverse gebiedsontwikkelingen. Op onderstaande afbeelding zijn deze aangeduid. In en nabij het plangebied van het voorliggende bestemmingsplan liggen de gebiedsontwikkelingen Station Kethel (1) en SchieDistrict/Schieveste (5).
Afbeelding 18 Woonvisie, overzicht gebiedsontwikkelingen
De beoogde ontwikkeling van station Kethel is reeds voorzien in het voorgaande bestemmingsplan. Voor wat betreft de mogelijkheden van het station zelf zijn de planologische mogelijkheden daartoe in het bestemmingsplan behouden. De Woonvisie agendeert voor de periode 2025-2035 een verkenning naar woningbouw rondom het toekomstige station. Het gaat nadrukkelijk om een onderzoek. Het mogelijke onderzoeksgebied bevindt zich deels binnen het plangebied van het bestemmingsplan. In de huidige bestemmingslegging is geen ruimte voor de ontwikkeling van woningen. Onder andere vanwege de begrenzing van het gezoneerde industrieterrein is woningbouw op dit moment niet mogelijk.
Een tweede ontwikkeling welke raakt aan het bestemmingsplan is de realisatie van Schieveste, net als de bedrijventerreinen onderdeel van de gebiedsontwikkeling SchieDistrict. De bouw van woningen is echter niet voorzien binnen het plangebied van dit bestemmingsplan, en richt zich op de zuidzijde van de A20. Net als rondom station Kethel is bouw van woningen binnen de grenzen van het bedrijventerrein niet aan de orde.
Concluderend wordt gesteld dat het onderwerp wonen slechts beperkt relevant is voor het bestemmingsplan. Het plangebied kent alleen enkele bestaande woningen buiten het feitelijke bedrijventerrein en ziet verder niet op woningbouwontwikkelingen. Het bestemmingsplan is in lijn met de Woonvisie.
De mobiliteitsvisie 'Op weg naar de toekomst' is op 3 november 2020 vastgesteld. De mobiliteitsvisie heeft als ambitie om bij te dragen aan het realiseren van een leefbare en bereikbare stad, een gezonde en duurzame stad en een sociale en veilig stad.
Een aantrekkelijke stad is een stad waar ruimte is voor wonen, ontmoeten, werken en recreëren. Mobiliteit zorgt voor verbinding en kan ontwikkelingen aanjagen. Mobiliteit heeft ook een keerzijde; hoge parkeerdruk, toenemende overlast van binnenstadslogistiek en een groeiend aantal files in en rondom de stad, die de leefbaarheid en bereikbaarheid van de stad onder druk zetten. Tegelijkertijd heeft een goede bereikbaarheid van bedrijven voor werknemers, werkgevers en leveranciers een directe invloed op het vestigingsklimaat en de concurrentiepositie van Schiedam in de regio. De mobiliteitsvisie geeft een andere, vernieuwende kijk op mobiliteit, met een juiste balans als uitgangspunt. Keuzes die verblijfkwaliteit toevoegen en er tegelijkertijd voor zorgen dat mensen en plekken verbonden blijven. Daarbij wordt meer ingezet op duurzame en ruimte-efficiënte vervoersmiddelen, zoals lopen, fietsen en een kwalitatief hoogwaardig OV en worden auto's en vrachtverkeer zoveel als mogelijk geweerd uit de drukke binnenstad. Tegelijkertijd wordt het eenvoudiger en aantrekkelijker om te kiezen voor alternatieven.
Transportmiddelen zijn verantwoordelijk voor bijna een derde van alle CO2 uitstoot door verkeer en voor meer dan 60 procent van de uitstoot van stikstofdioxide (NO2). De bijdrage hiervan aan de verslechtering van de luchtkwaliteit en daarmee ook de gezondheid is aanzienlijk. De ambitie is om deze uitstoot terug te dringen, met een sterkere inzet op duurzame en groene alternatieven voor met name het auto- en vrachtverkeer. Bij de sociale component van mobiliteit wordt ingezet op 'inclusiviteit': iedereen moet van het mobiliteitsaanbod gebruik kunnen maken.
Afbeelding 19 Gebiedsontwikkelingen in Schiedam
De Mobiliteitsvisie noemt twee voor het plangebied relevante gebiedsontwikkelingen: station Kethel en SchieDistrict/Schieveste.
Realisatie van het station Kethel was op basis van het voorgaande bestemmingsplan reeds mogelijk. De planologische mogelijkheden zijn behouden, evenals het doortrekken van de tramverbinding vanuit de wijk Spaland. Toekomstige ontwikkeling zal positief bijdragen aan de verdere ontwikkeling van het bedrijventerrein. Een tweede relevante ontwikkeling is SchieDistrict/Schieveste. De focus bij de ontwikkeling ligt hier met name op Schieveste. Afgeleid is er een doorwerking naar het plangebied voor wat bedrijft verplaatsing van functies (m.n. kantoor) en het beter benutten van de ligging van de etalagezone langs de A20 op loopafstand van het station Schiedam Centrum. In de revitalisatie van met name het zuidelijk deel van het plangebied is de ligging nabij het OV-knooppunt een belangrijk uitgangspunt in de planvorming.
De benoemde uitgangspunten komen ook terug op onderstaande afbeelding met daarop aangeduid de economische kerngebieden van Schiedam. De aandachtspunten die generiek voor SchieDistrict benoemd staan gelden (in wellicht af en toe wat mindere mate) ook voor de bedrijventerreinen.
Afbeelding 20 Economische kerngebieden en de opgaven vanuit mobiliteit
In december 2020 is de Groenvisie Schiedam vastgesteld. Deze Groenvisie vervangt de eerdere Visie Openbare Ruimte, vastgesteld in september 2009.
Bij de publieke discussie die in het kader van de Stadsvisie is gevoerd, is gebleken dat de openbare ruimte een belangrijk punt van aandacht is. Dit loopt uiteen van samenhang en uitstraling tot het functionele gebruik en de manier van beheren. De Visie Openbare Ruimte Schiedam (september 2009) ging over de betekenis en de uitstraling van de openbare ruimte, in samenhang met investeringsniveau en beheer. In de visie werd de samenhang tussen en de structuur binnen de openbare ruimte gedefinieerd. In de visie werd onder andere ingezet op verbetering van de uitstraling van de openbare ruimte door herstructurering van het bedrijventerrein. Ook de verbetering van de kwaliteit van de Schie als landschappelijke en groene drager voor het gebied werd benoemd.
Begin 2015 is de GroenBlauwe Structuurvisie vastgesteld. Daarin wordt een visie gegeven op het toewerken van het toekomstige groenblauwe netwerk naar sfeer, gebruik, status en toekomstwaarde en de relaties tussen de verschillende onderdelen van het groenblauwe netwerk. Deze groenblauwe structuurvisie heeft de status van een structuurvisie conform de Wet ruimtelijke ordening. De visie beschrijft in hoofdlijnen een groenblauwe structuur die opgebouwd is uit drie grootheden. Twee sterke eigen identiteiten met hun eigen invloeden en sferen, namelijk de wereld rond de rivier en het landschap van Midden-Delfland. De verbindende factor tussen deze twee werelden is het landschap in de Poldervaartpolder welke gekenmerkt wordt door een sterk centraal element, de naamdrager van de polder: de Poldervaart. Hiermee ligt een basis voor een grootschalige, robuuste groenblauwe structuur voor de stad. Over deze structuur ligt een fijnmaziger netwerk van groen- en blauwstructuren welke deze grootheden verbindt met aanpalende wijken en de binnenstad.
De Groenvisie Schiedam zet het beleid zoals dat is vastgelegd in de Visie Openbare Ruimte en de Groenblauwe structuurvisie voort. Daarbij heeft een actualisatie plaatsgevonden vanwege recente ontwikkelingen en inzichten. Onderstaande afbeelding is de ambitiekaart afkomstig uit de Groenvisie. Hierop zijn een aantal voor het plangebied relevante zaken te onderscheiden.
Afbeelding 21 - Groenvisie ambitiekaart
Met de bestemming van de beide Schie-oevers tot Groen-1 wordt concreet invulling gegeven aan de ambitie om de Schie te ontwikkelen als groen-blauw verbindend element tussen de binnenstad van Schiedam en het open gebied van Midden Delfland. Door de beoogde doorontwikkeling op de bedrijventerreinen ligt er daarnaast een ambitie om de kwaliteit van het groen in het gebied te versterken en daarmee de aantrekkelijkheid van het bedrijventerrein als vestigingsplaats voor bedrijven te vergroten. Een robuustere groenstructuur op het bedrijventerrein draagt ook bij aan een aantrekkelijk werkklimaat. De Schie-oevers zijn hier een belangrijke component in.
Voor wat betreft het gebied noordelijk van de Polderweg en de Schiekade wordt momenteel verkend in hoeverre een gezamenlijke, integrale aanpak voor de verdere landschappelijke versterking wenselijk en noodzakelijk is. Het bestemmingsplan kent vooralsnog geen specifieke nieuwe ontwikkelingen die een dergelijke integrale kwaliteitsverbetering onomkeerbaar zouden belemmeren. Op twee deelgebieden is een wijzigingsbevoegdheid gelegd die benutting voor bedrijfsontwikkeling onder voorwaarden mogelijk maakt. Ook is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen die omzetting naar Groen of Water mogelijk maakt. Toepassing van deze bevoegdheden is pas mogelijk nadat voor de gebieden inrichtingsplannen zijn gemaakt.
In de gebiedsopdracht SchieDistrict is opgenomen dat specifiek voor het bedrijventerrein wordt gewerkt aan de uitwerking van de wijze waarop invulling wordt gegeven aan de beoogde verduurzaming van de buitenruimte in een afzonderlijke visie Buitenruimte. Deze visie is momenteel nog in ontwikkeling.
Op basis van het gemeentelijk Milieubeleidsplan wordt gestreefd naar het beperken van de milieuhinder en het verkleinen van de 'milieuruimte' in de stad. De ambitie is daarbij om de in gang gezette milieuverbeteringen minimaal vast te houden en te versterken, een goede balans te vinden en vast te houden tussen verstedelijking en de kwaliteit van de leefomgeving en leefbaarheid en duurzaamheid. Bij de uitwerking van het milieubeleid worden leefbaarheid (gericht op de directe leefomgeving, lokaal), duurzaamheid (gericht op de wereld, mondiaal) en cradle-to-cradle (alle gebruikte materialen kunnen na hun leven in het ene product nuttig worden ingezet in een ander product) als leidende principes gehanteerd.
Het Klimaatadaptatieplan is op 12 maart 2019 vastgesteld door gemeenteraad van Schiedam. Het plan beschrijft in hoofdlijnen hoe Schiedam de komende jaren wil werken aan klimaatadaptatie: aan het aanpassen van de stad aan de gevolgen van de klimaatverandering. Het concept gaat in op vier thema's: wateroverlast, droogte, hitte en overstromingen. Het document geeft inzicht in ambitie, strategie en financiering.
Op 3 november 2020 heeft de gemeenteraad het klimaatbeleid 'Een wereld te winnen' vastgesteld. Het klimaatbeleid bouwt voort op de weg die is ingeslagen met het Programma Duurzaamheid, het Klimaatbeleidsplan 2016-2020 en het Klimaatadaptatieplan. De ambitie is om de uitstoot van broeikasgassen verder te verminderen en te anticiperen op de gevolgen van klimaatverandering. Daarbij gelden als belangrijkste doelstellingen:
• 49% minder uitstaat van broeikasgassen in 2030 ten opzichte van 1990;
• in 2050 is Schiedam CO2-neutraal;
• iedereen kan meedoen in de energietransitie;
• Schiedam is voorbereid op extreme weersomstandigheden;
• het vergroten van de biodiversiteit ven het versterken van de ecologische waarde in en buiten Schiedam.
Om deze doelstellingen te bereiken wordt verder ingezet op de toepassing van zonne-energie, met als ambitie om in 2030 op 40% van de daken zonnepanelen te hebben. Ook is er ruimte voor andere vormen van hernieuwbare energie-voorziening, zoals windenergie, warmtepompen en warmte-koude opslag. De ambities zijn er op gericht om in 2050 voor wat betreft de woningen volledig aardgasvrij te zijn. Voor nieuwbouw en bij herstructurering geldt daarbij dat voldaan moet worden aan de wettelijke BENG-normen ten aanzien van energiezuinigheid en dat zoveel als mogelijk gebruikt wordt van duurzame en/of herbruikbare materialen.
Een tweede belangrijke pijler van het klimaatbeleid is de klimaatadaptatie. Met het beleid wordt ingezet op een aanpassing van de stad aan de gevolgen van klimaatverandering. Ingezet wordt op het hebben van voldoende mogelijkheden voor waterberging in geval van wateroverlast door overvloedige regen, alsmede het beperken van her risico op instabiliteit van kaden en verzakkingen ten gevolge van droogte. Daarnaast wordt ook gekeken naar 'vergroenende' maatregelen om de gevolgen van hittestress bij extreem hoge temperaturen tegen te gaan. Dit laatste draagt, samen met natuurinclusieve maatregelen in de bebouwing, eveneens bij aan het versterken van de biodiversiteit in de stad.
Het Klimaatbeleidsplan legt ook een nadrukkelijke relatie met het realiseren van de Sustainable Development Goals (SDG's) van de Verenigde Naties. Als Global Goals gemeente heeft Schiedam zich tot doel gesteld om in de beleidsuitwerking in te zetten op duurzaamheid in brede zin: de integratie van sociale, economische en ecologische ontwikkeling. Het Klimaatbeleidsplan vormt in belangrijke stap hierin.
Het bestemmingsplan levert op diverse manieren een bijdrage aan het realiseren van de doelen uit de beleidsplannen. Concrete uitwerking van het beleid vindt met name plaats door de afspraken die met bedrijven worden gemaakt ten aanzien van energiebesparing, binnen de mogelijkheden van vergunningverlening, erfpacht, en de Wet milieubeheer. Voor het plangebied van dit bestemmingsplan gebeurt dit bijvoorbeeld met behulp van het Toetsingskader Duurzaamheid. Het toetsingskader stelt een aantal randvoorwaarden waaraan (potentiële) erfpachters moeten voldoen op het gebied van duurzaamheid. Ten grondslag aan het toetsingskader liggen vijf pijlers: (1) energie, (2) milieu, (3) gezondheid, (4) gebruikskwaliteit en (5) toekomstwaarde. Ook wordt nog gewerkt aan een structuurvisie voor de buitenruimte en een bijbehorende toetsingsmethode om ook de buitenruimte zo klimaatbestendig mogelijk in te richten. Het bestemmingsplan is kaderstellend, in de zin dat de regels zodanig zijn geformuleerd dat hierbinnen de uitwerking van de diverse beleidsdoelstelling kan worden gerealiseerd.
Een belangrijke doelstelling is Schiedam Co2-neutraal in 2050. Een groot aandeel in het behalen van de daarvoor benodigde CO2 winst valt in de categorie mobiliteit; op bedrijventerreinen het woon-werkverkeer van werknemers van de bedrijven. Het nieuwe bestemmingsplan ziet onder andere op een intensivering van het bedrijventerrein dicht bij het station Schiedam-C entrum: de etalagezone langs de A20. Door in deze zone ruimte te bieden aan een intensiever gebruik van de grond, gericht op arbeidsintensieve bedrijvigheid, wordt gestimuleerd dat een groter deel van het woon-werkverkeer met openbaar vervoer en andere duurzame mobiliteitsvormen reist.
Uit het Klimaatbeleidsplan volgt verder dat het uitgangspunt van de 'trias materialica' wordt onderschreven. Deze bestaat uit de volgende drie componenten:
1. Bespaar zo veel mogelijk materiaal.
2. Gebruik zo veel mogelijk duurzame materalen.
3. Zorg dat materialen zo efficient mogelijk (her)gebruikt kunnen worden.
Voor het bedrijventerrein wordt hier uitvoering aangegeven door bijvoorbeeld bij nieuwbouwplannen voor bedrijfsgebouwen een materialenpaspoort te vragen. Ook wordt via het Toetsingskader duurzaamheid gekeken naar de GPR-score van bedrijfsgebouwen en kantoren. Doel hiervan is een actieve bijdrage te leveren aan de ontwikkeling van een circulaire economie, het verminderen van de CO2 uitstoot en het beperken van de energievraag.
Ook het versterken van groen-blauwe structuren op bedrijventerreinen draagt bij aan het realiseren van de doelstellingen uit het Klimaatbeleidsplan. Wanneer bedrijventerreinen vergroenen geeft datletterlijk meer ademruimte voor de Schiedammer en de gevestigde bedrijven. Ook verkennen we waar we op bedrijventerreinen de verbinding met water beter kunnen maken. Het bestemmingsplan geeft hier onder andere uitvoering aan door de oeverzone langs de Schie zodanig te bestemmen dat de mogelijkheid ontstaat voor een groen-blauwe verbindingsroute van het stadscentrum naar Midden-Delfland. De zichtbaarheid van de Schie wordt groter en de buitenruimte kan duurzamer en klimaatbestendiger worden ingericht.
In het Ontwikkelperspectief voor het bedrijventerrein wordt aan het thema klimaat en duurzaamheid uitgebreid aandacht besteed. Gekoppeld aan het Ontwikkelperspectief is ook gewerkt aan een Toetsingskader duurzaamheid. Hierin zijn de voor het gebied geformuleerde duurzaamheidsambities op het gebied van digitalisering, energietransitie, circulariteit, innovatie/samenwerking en inclusiviteit, concreet handen en voeten gegeven. Dit maakt voor eenieder inzichtelijk welke concrete maatregelen nodig zijn om op het de verschillende schaalniveaus (gebied; gebouw; gebruik) duurzaamheid te bevorderen. In het toetsingskader wordt ook ingegaan op wie vanuit welke rol aan zet is om maatregelen te treffen. Gelet op het ambitieniveau is in de regels ook een mogelijkheid opgenomen om in voorkomende gevallen nadere eisen te stellen aan bouwplannen met betrekking tot het aspect duurzaamheid. Het gaat dan nadrukkelijk om aspecten die niet al via reguliere wettelijke kaders zoals het Bouwbesluit zijn geregeld.
In 2009 is de 'Detailhandelsnota 2010-2020' vastgesteld. De nota tracht door middel van een onderlinge afstemming tussen de winkelgebieden en geplande ontwikkeling een sterk detailhandelsapparaat op te bouwen. Doel is te komen tot een evenwichtige en duurzame voorzieningenstructuur voor de consument waarin de markt met vertrouwen durft te investeren. Schiedam heeft geen grootschalige perifere detailhandelsconcentratie, al zijn wel enkele solitaire aanbieders aanwezig op de bedrijventerreinen. Vanwege het grote aanbod in de omgeving (o.a. Alexandrium III, Ikea Delft) is er geen aanleiding om dit aanbod in de periferie substantieel uit te breiden. Mede om deze reden zijn de mogelijkheden voor detailhandel in het bestemmingsplan beperkt tot de bestaande mogelijkheden / locaties. Ten opzichte van het voorgaande plan is op diverse locaties de mogelijkheid voor volumineuze detailhandel verwijderd, omdat ter plaatse geen detailhandelsbedrijf meer aanwezig was.
Momenteel wordt gewerkt aan een actualisatie van het detailhandelsbeleid. Voor het plangebied van het bestemmingsplan zijn geen noemenswaardige wijzigingen te verwachten.
Op het bedrijventerrein is een groot aantal bedrijven van diverse grootte gevestigd. Gelet op de aard van het bedrijventerrein is er voornamelijk ruimte voor verstrekkers van kleine etenswaren die binnen de reguliere winkeltijden (tot 22:00 uur) geopend zijn. Op dit moment is van daadwerkelijke horecazaken op het bedrijventerrein geen sprake, met uitzondering van het filiaal van de Burger King waarvoor ruimere sluitingstijden gelden vanwege zijn ligging naast de afrit van de snelweg A20. Voor eventuele zakenlunches en dergelijke zijn restaurants en cafés op de 's-Gravelandseweg en in het centrum voldoende nabijgelegen. Met een binnenplanse afwijkingsbevoegdheid wordt beperkt ruimte geboden voor uitbreiding van daghoreca op het bedrijventerrein, ter versterking van het vestigingsklimaat.
Een bijzondere vorm van horeca betreft de zaalverhuur en/of feestzalen. Binnen het plangebied is een bestaande inrichting aanwezig. De mogelijkheid voor zalenverhuur is alleen toegestaan wanneer er een specifieke aanduiding op de verbeelding is opgenomen. Het medegebruik voor deze functie is in de regels afgestemd op de bestaande vergunningen.
Het al dan niet voldoen aan verschillende planologische en milieutechnische randvoorwaarden en uitgangspunten is bepalend voor de vraag of een nieuw bestemmingsplan ook daadwerkelijk uitvoerbaar is. In dit hoofdstuk wordt de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan getoetst op planologische en milieutechnische randvoorwaarden.
Ten behoeve van de uitvoering van de wettelijk verplichte watertoets is voor dit bestemmingsplan een waterparagraaf opgesteld. De volledige waterparagraaf 'Waterparagraaf 's-Graveland & Spaanse Polder 2020' is als bijlage bij het bestemmingsplan gevoegd.
In deze waterparagraaf wordt stilgestaan bij de belangrijkste aspecten met betrekking tot de waterhuishouding. Aandacht wordt besteed aan de watergerelateerde functies in het bestemmingsplan, zoals bescherming van oppervlaktewater en waterkeringen. Daarnaast wordt stilgestaan bij de randvoorwaarden die gelden voor toekomstige ontwikkelingen. Hierbij wordt onder andere aandacht geschonken aan de waterkwantiteit, waterkwaliteit en ecologie. Voldaan wordt aan de vereisten met betrekking tot de waterhuishouding. De kern- en beschermingszone behorende bij de regionale waterkeringen langs de Schie, inclusief de Bochtafsnijding, en Polderwetering is, overeenkomstig de Keur en Legger van het Hoogheemraadschap van Delfland, bestemd met de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterstaatkundige functie'. Handeling binnen deze zone zijn uitsluitend toegelaten nadat de waterstaatsbeheerder om advies is gevraagd. Daarnaast wordt door de opname van de bestemming 'Groen-1' langs de Schie voorkomen dat gebouwd wordt binnen de kernzone van de Schie. Bij enkele flexibiliteitsbepalingen in het plan is een adviesplicht opgenomen, waarbij het waterstaatkundig belang in het voortraject van een vergunning kan worden meegewogen.
Langs de Bochtafsnijding in de Schie is, conform het provinciaal beleid, een aanduiding opgenomen waarmee de vrijwaringszone van deze provinciale vaarweg is geborgd.
Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening dient een bodemanalyse te worden verricht met het oog op de beoordeling van de realiseerbaarheid van bepaalde bestemmingen. In het kader van dit bestemmingsplan is door de gemeente Schiedam een milieuhygiënisch bodemadvies opgesteld.
De 's-Gravelandsepolder is in de periode 1954-1963 bouwrijp gemaakt. Daarbij zijn grote delen van de polder met slib uit de Willemshaven en Wilhelminahaven opgespoten. Waarschijnlijk zijn de voormalige sloten in de polder voor de demping niet geschoond. Het meest noordwestelijke deel van de 's-Gravelandsepolder is opgehoogd en bouwrijp gemaakt met slib uit de Oost-Abtspolder, waarna het is afgedekt met slib uit de polder Woudhoek. In de 's-Gravelandsepolder hebben ook enkele insteekhavens gelegen vanuit de Schie. Ook deze insteekhavens zijn in de jaren '50 van de 20e eeuw gedempt met slib uit de Wilhelminahaven.
De aangebrachte sliblaag heeft een dikte van 3 à 4 meter. In deze sliblaag wordt regelmatig teer en stookolie aangetroffen. Tijdens de herinrichting van het gebied in de jaren '60 van de 20e eeuw is ter stabilisatie op het slib een zandlaag aangebracht. De zandlaag heeft over het algemeen genomen een dikte van 1 meter. In deze zandige ophooglaag wordt regelmatig bodemvreemd materiaal als puin, koolassen en slakken aangetroffen. Uit de ontgravingskaart van de Nota bodembeheer blijkt dat het opgespoten slib overwegend sterk verontreinigd is met zware metalen en/of minerale olie in de zin van de Wet bodembescherming. Daarmee is graafwerk in deze bodemlaag niet zonder meer toegestaan en is de grond bij vrijkomen, milieuhygiënisch gezien, niet geschikt voor hergebruik elders.
De Spaanse Polder is in de periode 1940-1960 in gebruik genomen als bedrijventerrein. In deze polder is geen (haven)slib opgespoten. Deze polder is enkel opgehoogd met zand. Deze zandlaag heeft over het algemeen genomen een dikte van 2 meter. Ook in deze ophooglaag wordt regelmatig bodemvreemd materiaal als puin, koolassen en slakken aangetroffen.
In het gehele bestemmingsplangebied bevinden zich puntbronnen. De meeste gevallen van bodemverontreiniging doen zich voor in de Spaanse Polder, op percelen langs de Schie en op percelen langs de Fokkerstraat. In de Spaanse polder zijn met name de (voormalige) ondergrondse brandstoftanks, de autoreparatiebedrijven, de metaalbehandel- en bewerkingsbedrijven en verfspuiterijen de meest voorkomende bronnen van bodemverontreiniging. Langs de Schie zijn met name voormalige autosloperijen en illegale stortplaatsen de oorzaak van bodemverontreiniging. Langs de Fokkerstraat en in de omgeving daarvan bevinden zich enkele voormalige huisvuilstortplaatsen. Een slibdepot tussen de Van Doornestraat en de Spykerstraat is in de periode tussen 2004 en 2010 ontmanteld.
Bij de meeste puntbronnen heeft bodemonderzoek plaatsgevonden. Regelmatig is daarbij sprake van een geval van ernstige bodemverontreiniging. Hierop rust een saneringsplicht en zal er op termijn gesaneerd moeten worden. Er is geen sprake van een situatie waarbij zich zodanige risico's voordoen (humaan, verspreiding, of ecologische risico's) dat met enige spoed sanerende maatregelen moeten worden getroffen.
PFAS is een verzamelnaam voor een groep, door de mens gemaakte, chemische stoffen die niet van nature in het milieu voorkomen en die een negatief effect kunnen hebben op milieu en gezondheid. Op 8 juli 2019 is het Tijdelijk Handelingskader PFAS vastgesteld. Op basis van dit kader mocht droge grond die wordt toegepast per kilo maximaal 0,1 microgram PFAS bevatten. De op basis van het Tijdelijk Handelingskader gestelde norm, leidde tot grote problemen bij de uitvoering van bouw-, infrastructuur en baggerprojecten, omdat de toepassingsmogelijkheden van grond in zeer grote mate werden beperkt
Eind november 2019 heeft de Minister de norm verhoogd naar 0,8 microgram PFAS per kilo droge grond. Deze verhoging is gebaseerd op nader onderzoek van het RIVM en Deltares Zij komen tot de conclusie dat bij deze norm geen sprake is van gezondheidsrisico's voor mens en dier. De verruiming van de norm vergroot de toepassingsmogelijkheden van grond.
Om inzicht te krijgen in de kwaliteit van de bodem in Schiedam is in eerste instantie gekeken of er factoren zijn op basis waarvan een verhoogde concentratie van PFAS moet worden verwacht. Specifiek betreft dit inrichtingen waar in grote hoeveelheden PFAS worden gebruikt of geproduceerd. Dergelijke inrichtingen bevinden zich niet in of in de nabijheid van Schiedam, en dus evenmin binnen het plangebied. Het ontbreken van dergelijk inrichtingen maakt dat het niet aannemelijk is dat in Schiedam de norm van 0,8 microgram PFAS wordt overschreden. Dit beeld wordt onderschreven door de meetresultaten uit de in de afgelopen jaren uitgevoerde bodemonderzoeken. Om een nog beter beeld te krijgen worden in 2020 aanvullende metingen in de bodem uitgevoerd. Deze zullen worden gebruikt om de gemeentelijke bodemkwaliteitskaart aan te vullen met PFAS.
Voor een omgevingsvergunning, voor afwijking van het bestemmingsplan, bij herinrichting waarbij sprake is van een functiewijziging, bij uitgifte of beëindiging van erfpacht, bij aan- en verkoop van percelen door de gemeente of bij (andere) voornemens tot grondverzet, is bodemonderzoek noodzakelijk. Bodemonderzoek wordt uitgeoefend conform de NEN 5740 en, indien van toepassing, de NTA 5755 voor nader onderzoek. Tijdens dit onderzoek dient tevens een uitspraak te worden gedaan in hoeverre de bodem verdacht is op het voorkomen van asbest. Indien daarvan sprake is, dient tevens conform de NEN 5707 te worden vastgesteld in hoeverre de bodem verontreinigd is met asbest.
Wanneer de interventiewaarden worden overschreden kunnen sanerende maatregelen worden afgedwongen (bij een geval van ernstige bodemverontreiniging is dit wettelijk verplicht). Op grond van het huidige saneringsbeleid moeten bouwplannen (en de daarbij te voeren dieptematen) en saneringsplannen zodanig op elkaar te worden afgestemd dat:
Bij afvoer van grond moet rekening gehouden worden met relatief hoge kosten voor verwerking (stort en/of reinigen). Wanneer het alleen verontreinigingen van immobiele aard betreft, is het aan te bevelen om binnen de saneringslocatie zoveel mogelijk te herschikken op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd saneringsplan. Hierbij geldt het 'standstill'-principe dat de algehele bodemkwaliteit niet verslechtert.
Op bepaalde percelen waar een besluit is genomen op grond van de Wet bodembescherming kan tevens van rechtswege, vanwege dat besluit, sprake zijn van een beperking van het bodemgebruik. Deze beperkingen zijn geregistreerd in het kader van de Wet kenbaarheid publiekrechtelijke beperkingen. Veelal betekenen deze beperkingen (het in stand houden van de aangebrachte duurzame afdeklaag of leeflaag) dat herinrichting of grondverzet gepaard dient te gaan met een bodemsanering. Tevens kan de beperking bestaan uit het feit dat de eigenaar bepaalde (na)zorgmaatregelen dient te treffen dan wel nazorgvoorzieningen in stand dient te houden.
Het veroorzaken van bodemverontreiniging dient terstond te worden gemeld bij het bevoegd gezag Wet bodembescherming (buiten inrichtingen) of het Activiteitenbesluit (binnen inrichtingen). In beginsel dient de veroorzaker in het kader van zijn/haar zorgplicht de oorspronkelijke bodemkwaliteit volledig te herstellen.
Voor hergebruik van grond of terugsaneerwaarden geldt gebiedspecifiek bodembeleid. Deze is vastgelegd in de Nota bodembeheer Schiedam 2010. In deze Nota is vastgelegd dat bij de uitvoering van een bodemsanering moet worden teruggesaneerd tot bepaalde stofgehaltes en dat in toe te passen grond en bagger bepaalde stofgehaltes niet mogen worden overschreden. Deze stofgehaltes zijn gebaseerd op het bodemgebruik in relatie tot risico's bij blootstelling (contact, digestie, etc.) en aan de gemeten achtergrondgehaltes van die stoffen in een gebied.
Toepassingen van grond of bagger die op basis van het generieke beleid uit het Besluit bodemkwaliteit door mogen gaan voor 'grootschalig', om zodoende grond te mogen toepassen van slechtere kwaliteit dan die van de ontvangende bodem, zijn op grond van de Nota bodembeheer niet toegestaan. Als door het bevoegd gezag wordt vastgesteld dat bij het huidige dan wel het voorgenomen gebruik sprake is van risico's voor milieu, mens, plant of dier, dienen, ongeacht een voornemen tot bouw of herinrichting, spoedige sanerende maatregelen te worden getroffen. Het bevoegd gezag legt in een beschikking het tijdstip van saneren vast en/of bepaald welke (tijdelijke) beveiligingsmaatregelen tot het moment van saneren getroffen dienen te worden
Het bestemmingsplan is consoliderend van aard en maakt geen functiewijzigingen mogelijk. In het kader van het bestemmingsplan is om deze reden geen verder bodemonderzoek noodzakelijk. In het gebied zal waarschijnlijk geen of beperkte sanering plaatsvinden. Het vaststellen van het bestemmingsplan heeft geen negatief effect op bodemkwaliteit. Bij toekomstige initiatieven dient in het kader van de noodzakelijke omgevingsvergunning een actueel bodemonderzoek te worden overlegd. Dit is ook relevant bij eventuele toepassing van flexibiliteitsbepalingen in het plan, zoals de toepassing van wijzigingsbevoegdheden. Mede gelet op de recente ontwikkelingen op het gebied van PFAS wordt in 2020 de Bodemkwaliteitkaart voor Schiedam geactualiseerd. De bodemkwaliteit binnen het plangebied staat de vaststelling van het bestemmingsplan echter niet in de weg.
De Wet natuurbescherming vormt het voornaamste beleidsmatige toetsingskader op het gebied van de ecologische soortenbescherming en ecologische gebiedsbescherming. Deze wet is op 1 januari 2017 in werking getreden en vervangt de Flora- en Faunawet, de Natuurbeschermingswet 1998 en de Boswet. In de toelichting van een bestemmingsplan moeten de gevolgen van het bestemmingsplan voor ecologische waarden in beeld worden gebracht, zodat aannemelijk kan worden gemaakt of de ontwikkeling voldoet aan de op grond van de Wet natuurbescherming gestelde regels.
Soortenbescherming is onder de Wet natuurbescherming geregeld op basis van een drietal verschillende beschermingsregimes, namelijk voor vogelrichtlijnsoorten, habitatrichtlijnsoorten en overige soorten. Voor al deze soorten geldt dat het verboden is ze opzettelijk te doden, te vangen of te verstoren, om eventuele eieren opzettelijk te vernielen, om de vaste voortplantings- of rustplaatsen te beschadigen en om beschermde plantensoorten opzettelijk te ontwortelen of te vernielen. Hiervan kan onder andere sprake zijn bij het kappen van bomen, het slopen van gebouwen of het storten en afgraven van gronden.
Aan de hand van een literatuuronderzoek en globaal veldonderzoek is de 'Natuurparagraaf bestemmingsplan Spaanse Polder' opgesteld. Opgemerkt wordt dat het onderzoek een momentopname betreft. Met het verstrijken van de tijd kan het spontaan voorkomen of verdwijnen van beschermde planten en dieren nooit met volledige zekerheid worden voorzien of uitgesloten. Op grond van deze rapportage en het bijbehorend onderzoek wordt geconcludeerd dat, hoewel het plangebied een potentieel leefgebied vormt voor beschermde soorten, de instandhouding van deze soorten bij uitvoering van het bestemmingsplan niet in het geding is.
Ter invulling van de Europese Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn kan de Minister van Economische Zaken gebieden als Natura 2000-gebied of als bijzonder nationaal natuurgebied aanwijzen. Voor deze gebieden geldt op basis van de Wet natuurbescherming een zorgplicht, en voor Natura 2000-gebieden geldt bovendien een vergunningsplicht voor het uitvoeren van projecten en andere handelingen die de kwaliteit van de natuurlijke habitats en de habitats van soorten kunnen verslechteren, of een significant verstorend effect kunnen hebben op de soorten waarvoor het gebied is aangewezen. Dit wil zeggen dat ook handelingen buiten het beschermde gebied niet mogen leiden tot verlies aan kwaliteit in het beschermd gebied. In de ruime omgeving (25 kilometer) van Schiedam bevinden zich de volgende Natura 2000-gebieden: Oude Maas, Kinderdijk Boezems, Oudeland van Strijen, Solleveld & Kapittelduinen en Voornes Duin.
De Wet Natuurbescherming draagt Gedeputeerde Staten op om te zorgen voor de instandhouding van het binnen de eigen provincie gelegen deel van een landelijk ecologisch netwerk; het Natuurnetwerk Nederland. Het noordelijke deel van het in Schiedam gelegen gedeelte van het veenweidelandschap van Midden-Delfland behoort ingevolge de provinciale verordening tot het Natuurnetwerk Nederland. Voor dit soort gebieden geldt het 'nee, tenzij'-principe, wat inhoudt dat binnen deze gebieden in beginsel geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogen plaatsvinden.
Het plangebied vormt geen onderdeel van een natuur- of groengebied met een beschermde status, zoals Natura 2000. Het plangebied maakt ook geen deel uit van het Natuurnetwerk Nederland (NNN). Het aan de noordzijde van het plangebied gelegen gebied rond de Polderweg en Schiekade maakt onderdeel uit van de stedelijke ecologische structuur, zoals deze is vastgelegd in de . Het bestemmingsplan maakt geen directe nieuwe ontwikkelingen mogelijk die van invloed zijn op het functioneren van deze ecologische structuur. De Wet natuurbescherming en het beleid van de provincie staan de uitvoering van het plan niet in de weg.
Op dit moment wordt door de gemeente op een aantal vlakken nog gewerkt aan beleidsmatige uitwerking van zaken waarbij ook wet- en regelgeving van natuurbescherming aan de orde kan zijn. Bij de vaststelling van het bestemmingsplan wordt een actuele natuurparagraaf toegevoegd, die ingaat op alle relevante aspecten.
Bij Externe Veiligheid (EV) gaat het om de gevaren die de directe omgeving loopt in het geval er iets mis mocht gaan tijdens de productie, het behandelen of het vervoer van gevaarlijke stoffen. De daaraan verbonden risico's moeten aanvaardbaar blijven. Binnen de EV worden twee normstellingen gehanteerd:
Kwetsbare objecten, zoals woningen en functies met veel bezoekers, zijn niet toegestaan binnen de 10-6-contour van het PR rond inrichtingen waarin opslag / verwerking van gevaarlijke stoffen plaatsvindt en langs transportroutes (weg, spoor, water, buisleiding) waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd. In het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), in geval van inrichtingen, het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt), in geval van transportroutes voor gevaarlijke stoffen, en het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb), in geval van buisleidingen is opgenomen dat voor iedere toename van het GR een verantwoordingsplicht geldt, ook als de verandering geen overschrijding van de oriëntatiewaarde veroorzaakt. Voor de risico's samenhangend met het vliegverkeer van en naar Rotterdam The Hague Airport geldt het provinciale beleidskader 'Groepsrisico in de omgeving van Rotterdam The Hague Airport' (2012).
Op 10 juli 2012 heeft het college van burgemeester en wethouders de Visie Externe Veiligheid 2012-2020 (EV-visie) vastgesteld. In deze visie is invulling gegeven aan de beleidsvrijheid inzake de verantwoording van het GR. In de visie is aangegeven op welke wijze de gemeente plannen en/of projecten welke gevolgen hebben voor de externe veiligheidssituatie beoordelen en verantwoorden.
Voor dit bestemmingsplan heeft de DCMR Milieudienst Rijnmond de externe veiligheidsaspecten in kaart gebracht. De volledige rapportage 'Externe Veiligheid Spaanse Polder en 's-Graveland' is als bijlage bij de toelichting gevoegd.
Binnen het plangebied bevinden zich de volgende voor de externe veiligheid relevante risicovolle inrichting:
Het Total Tankstation aan de 's-Gravelandseweg 395 valt, vanwege de doorzet van LPG, onder de werking van het Bevi. Voor deze inrichting gelden meerdere PR 10-6-contouren. Binnen deze contouren bevinden zich geen (beperkt) kwetsbare objecten. Dit geldt ook voor Oliehandel Kerkhof B.V. waar, hoewel deze inrichting niet valt onder de werking van het Bevi, wel sprake is van een tweetal beperkte PR 10-6-contouren. De overige inrichtingen vallen niet onder de werking van het Bevi zodat er formeel geen beperkingen zijn. De bij de inrichtingen behorende risicocontouren voor het plaatsgebonden risico reiken niet tot buiten het terrein van de inrichting. Het groepsrisico van al deze inrichtingen is lager dan 0,1 maal de oriëntatiewaarde.
Buiten het plangebied liggen, op het Rotterdamse deel van bedrijventerrein Spaanse Polder, diverse voor de externe veiligheid relevante inrichtingen. De PR 10-6-contour en het effectgebied van geen van deze inrichtingen reikt tot het plangebied.
Afbeelding 23 - Ligging voor externe veiligheid relevante inrichtingen
Het plangebied is gelegen op korte afstand van de rijksweg A20, deels binnen het invloedsgebied van deze transportroute voor gevaarlijke stoffen. De PR 10-6-contour van de rijksweg A20 valt binnen de grenzen van de weg. De veiligheidsafstand op grond van het Bevi (20 meter) en het plasbrandaandachtsgebied (30 meter) reiken wel over het plangebied. Beide zones liggen echter op gronden met een groen- of verkeersbestemming, waarbinnen geen (beperkt) kwetsbare objecten aanwezig of toegelaten zijn. Het invloedsgebied van de rijksweg A20 wordt bepaald door een Bleve scenario (boiling liquid expanding vapour explosion) ten gevolge van een calamiteit bij het transport van stofcategorie GF3 (LPG). Het invloedsgebied van de A20 loopt over het zuidelijke deel van het plangebied. Het groepsrisico ten gevolge van het vervoer via de weg ligt, rekening houdend met de ontwikkelingen op Schieveste, boven de oriëntatiewaarde. Omdat het bestemmingsplan geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk maakt welke kunnen bijdragen aan de hoogte van het groepsrisico is voor dit plan een beperkte groepsrisicoverantwoording vereist.
Binnen het plangebied bevindt zich een transportroute voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. Deze route loopt vanaf de A20 via de 's-Gravelandseweg, Ringersstraat, Van Heekstraat en Scholtenstraat en vervolgens via de 's-Gravelandseweg weer terug naar de A20. De route wordt gebruikt voor de bevoorrading van het LPG-tankstation aan de 's-Gravelandseweg 395. Het aantal tankwagens dat van deze route gebruik maakt is, gelet op de doorzet van het tankstation, zo laag dat er geen PR 10-6-contour aanwezig is. Het groepsrisico van deze transportroute is verwaarloosbaar klein. Dit geldt ook voor het aan de noordzijde van het plangebied gelegen (onbebouwde) gebied, welke zich binnen het effectgebied van Rotterdam The Hague Airport bevindt.
Aan de zuidzijde (W-521-03) en de westzijde (W-521-06) van het plangebied bevinden zich twee hogedruk aardgasleidingen. Geen van deze leidingen heeft een PR 10-6-contour waarbinnen (beperkt) kwetsbare objecten zijn gelegen. Het groepsrisico van deze buisleidingen is lager dan 0,05 maal de oriëntatiewaarde.
Voor de meeste risicobronnen die van invloed zijn op dit bestemmingsplan geldt dat het groepsrisico laag is en bovendien niet toeneemt. Dit geldt niet voor het groepsrisico van de A20. Rekening houdend met de ontwikkelingsmogelijkheden aan de zuidzijde van de A20 is er sprake van een hoog groepsrisico. De hoogte van het groepsrisico wordt vooral bepaald door de ontwikkelingen bij Schieveste. In het bestemmingsplan Schieveste is daarom veel aandacht besteed aan de maatregelen voor zelfredzaamheid en bestrijding van rampen. Deze maatregelen zijn niet verrekend in de hoogte van het groepsrisico, maar zorgen wel voor een feitelijke daling van de kans op ongevallen met grote aantallen slachtoffers. Op basis hiervan en het feit dat het bestemmingsplan geen ontwikkelingen mogelijk maakt welke kunnen bijdragen aan de hoogte van dit groepsrisico wordt de hoogte van het groepsrisico aanvaardbaar geacht.
Het bestemmingsplan maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk waardoor meer personen binnen het effectgebied van het Total Tankstation aan de 's-Gravelandseweg aanwezig kunnen zijn. De 'Circulaire effectafstanden externe veiligheid LPG-tankstations voor besluiten met gevolgen voor de externe veiligheid' is gelet hierop niet van toepassing.
Advies VRR
De Veiligheidsregio Rotterdam Rijnmond (VRR) heeft, gelet op de met externe veiligheid samenhangende risico's, geadviseerd inzake de mogelijkheden voor hulpverlening en zelfredzaamheid. Geadviseerd wordt:
Maatregelen ter verbetering zelfredzaamheid en hulpverlening
Gelet op het advies van de VRR en de Visie Externe Veiligheid zijn de volgende maatregelen getroffen in het bestemmingsplan om de mogelijkheden van zelfredzaamheid en hulpverlening in het plangebied te verbeteren:
Onderdeel 4 van het advies van de VRR, “Het zorgdragen van een goede voorlichting en instructie” leent zich niet voor verankering in het bestemmingsplan. De gebruikers van het plangebied zullen hierover op andere wijze worden geïnformeerd.
Conclusie
Met inachtneming van de artikelen 12 en 13 van het Bevi en de Visie Externe Veiligheid 2012-2020 Schiedam is gekeken naar de consequenties van het bestemmingsplan op het groepsrisico. Gezien het lage groepsrisico, de beperkte toename daarvan en de mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt om op locaties met een verhoogd risico nadere eisen of voorwaarden te stellen is de gemeente Schiedam van mening dat uitvoering van het bestemmingsplan op een verantwoorde wijze plaats kan vinden.
Met betrekking tot het aspect geluid worden het wegverkeer, railverkeer, vliegverkeer en de industrie als potentiële geluidsbronnen onderscheiden. Op grond van de Wet geluidhinder, en voor vliegverkeer de Luchtvaartwet en Wet luchtvaart, geldt voor deze geluidsbronnen een voorkeursgrenswaarde waar woningen en andere geluidgevoelige objecten aan moeten voldoen. Voor de realisatie van woningen en andere geluidgevoelige objecten binnen één of meerdere van deze zones is een akoestisch onderzoek vereist, waaruit de geluidsbelasting op de gevel blijkt. De verschillende geluidsbronnen welke van invloed zijn op het plangebied worden in het navolgende beschreven.
Rond industrieterreinen waar inrichtingen zijn gevestigd die 'in belangrijke mate geluidshinder kunnen veroorzaken', zoals bedoeld in de Wet geluidhinder, wordt een geluidzone vastgesteld. Dergelijke bedrijven worden ook wel “grote lawaaimakers” genoemd. Het betreft bedrijven waarvan bestrijding van de geluidhinder aan de bron onvoldoende mogelijk is om het geluidniveau te bepreken tot 50 dB(A) op de terreingrens van de inrichting. Rondom een gezoneerd industrieterreinen dient een geluidzone te worden vastgelegd in bestemmingsplannen. Tot de geluidzone behoort het gebied tussen de grens van het gezoneerde industrieterrein en de grens van de geluidszone. Buiten een zone mag de geluidsbelasting als gevolg van het betreffende industrieterrein niet meer dan 50dB(A) bedragen.
Bij het mogelijk maken van nieuwe geluidsgevoelige functies dient rekening te worden gehouden met de zonering van industrielawaai. Voor nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen in de geluidzone geldt een wettelijke voorkeursgrenswaarde van 50 dB(A). Woningen en andere geluidsgevoelige objecten binnen de geluidzone zijn alleen mogelijk indien uit akoestisch onderzoek blijkt dat de geluidsbelasting op de gevel niet hoger is dan 50 dB(A) of een verkregen hogere (geluids)waarde.
Het gehele plangebied, uitgezonderd een gedeelte gelegen langs de Polderweg behoort tot het gezoneerde industrieterrein 'Spaanse Polder / 's-Gravelandse Polder', zoals deze is vastgesteld bij Koninklijk Besluit van 21 december 1990 (KB nr. 90.024163). De buiten het gezoneerde industrieterrein gelegen delen van het plangebied liggen binnen bij dit industrieterrein behorende wettelijke geluidzone.
Het gezoneerde industrieterrein is op de verbeelding vastgelegd met de aanduiding 'Milieuzone - gezoneerd industrieterrein'. Nieuwe geluidzoneringsplichtige activiteiten zijn uitsluitend mogelijk binnen deze milieuzone. Dat zoneringsplichtige activiteiten op grond van het bestemmingsplan alleen mogelijk zijn binnen het gezoneerde industrieterrein betekent niet dat dergelijke bedrijven zich daar ongelimiteerd kunnen vestigen. Voor bedrijven en inrichtingen welke zich in dit gebied willen vestigen geldt dat op grond van de Wet geluidhinder en de Wet milieubeheer beoordeeld moet worden of deze bedrijven passen binnen de aanwezige 'geluidsruimte' op het industrieterrein. De aanwezige 'geluidsruimte' vormt daarmee een beperkende factor voor de vestiging van zoneringsplichtige activiteiten.
Afbeelding 24 - Industrieterrein Spaanse Polder / 's-Gravelandse Polder (rood) en de geluidzone (blauw)
Voor de delen van het plangebied welke buiten het gezoneerde industrieterrein liggen geldt dat deze geheel binnen de wettelijke geluidzone van 50 dB(A) behorende bij het gezoneerde industrieterrein liggen. Voor deze zone geldt dat uitbreiding van het aantal woningen en nieuwvestiging van geluidsgevoelige functies niet is toegelaten, tenzij wordt voldaan aan de wettelijke voorkeursgrenswaarde van 50 dB(A) of op grond van de Wet geluidhinder hogere waarden (geluid) kunnen worden verleend. Deze zone is op de verbeelding aangeduid als 'Geluidzone - industrie'.
Het bestemmingsplan 'Spaanse Polder en 's-Graveland 2004' bood reeds ruimte voor de ontwikkeling van woningen aan de noordzijde van de Polderweg. Hoewel deze ontwikkelruimte nog niet is ingevuld blijft het wenselijk deze mogelijkheid voor woningbouw te behouden met het oog op toekomstige realisatie. Het is niet toegelaten nieuwe woningen te realiseren op een gezoneerd industrieterrein. Om de ontwikkeling mogelijk te maken dient het gezoneerde industrieterrein derhalve nabij de Schiekade te worden gewijzigd. De wijziging betreft een verkleining, waarbij het gehele gebied ten noorden van de Polderweg en ten westen van de Schiekade buiten het gezoneerde industrieterrein valt. Dit gebied is momenteel onbebouwd, behoudens de woonwagenstandplaats aan de Schiekade.
Het verkleinen van een gezoneerd industrieterrein is mogelijk indien aan een tweetal randvoorwaarden wordt voldaan.
In de eerste plaats geldt dat de akoestische situatie niet mag verslechteren. Hiervan is geen sprake, aangezien in het gebied dat door de wijziging buiten het gezoneerde industrieterrein valt geen bedrijfsactiviteiten gevestigd zijn.
Daarnaast geldt voor woningen welke voor de wijziging binnen, en na de wijziging buiten, het gezoneerde industrieterrein zijn gelegen dat moet worden voldaan aan de voorkeursgrenswaarde van 50 dB(A) uit de Wet geluidhinder of een verkregen hogere (geluid)waarde. Uit akoestisch is gebleken dat de geluidsbelasting ter plaatse van de (bestaande) woonwagenstandplaats en het aangrenzende woongebied maximaal 51 dB(A) bedraagt. Dit betekent dat met het verlenen van een hogere waarde kan worden voldaan aan de tweede randvoorwaarde. Gelet hierop is geen sprake van enige belemmering welke de vereiste verkleining van het gezoneerde industrieterrein in de weg staat.
Het nog te ontwikkelen woongebied aan de Polderweg is binnen het plangebied opgenomen. Dit mede vanwege het feit dat ook in het voorheen geldende bestemmingsplan uit 2005 dit gebied onderdeel is van het plangebied. Momenteel wordt verkend of en op welke wijze ontwikkeling van de woningbouwlocatie aan de Polderweg wordt opgestart. Mochten daarvoor ook planologische wijzigingen nodig zijn dan wordt hiervoor in dat geval een afzonderlijke planologische procedure gestart.
In het bestemmingsplan zijn de mogelijkheden uit het voorgaande plan overgenomen. Ook de aanduiding van het gezoneerde industrieterrein is ongewijzigd overgenomen. Aanpassing van die begrenzing is in een later stadium desgewenst mogelijk. Het plan kent hiervoor in de regels een wijzigingsbevoegdheid. Uit het akoestisch onderzoek dat als bijlage bij deze toelichting is gevoegd, blijkt dat een dergelijke wijziging vanuit het oogpunt van geluid uitvoerbaar is, mits aan een aantal voorwaarden wordt voldaan.
Afbeelding 25 - Mogelijke wijziging begrenzing gezoneerd industrieterrein Spaanse Polder / 's-Gravelandse Polder (rood)
Alle wegen binnen het plangebied, uitgezonderd de Polderweg en de Schiekade, zijn gezoneerde wegen als bedoeld in artikel 74 van de Wet geluidhinder. Dit geldt ook voor de Matlingeweg welke, behoudens het gedeelte waar deze de Schie kruist, gelegen is op grondgebied van de gemeente Rotterdam. Het feit dat voor (nagenoeg) alle wegen binnen het plangebied en op het Rotterdamse deel van Spaanse Polder een maximale snelheid van 50 km/h geldt, maakt dat het volledige plangebied gelegen is binnen de wettelijke geluidzones behorende bij één of meerdere binnenstedelijke wegen.
De rijksweg A20, gelegen aan de zuidzijde van het plangebied, is eveneens een gezoneerde weg als bedoeld in de Wet geluidhinder. De bij deze weg behorende geluidzone heeft een breedte van 600 meter, gemeten uit de as van de weg. Het zuidelijke deel van het plangebied valt hierdoor binnen de geluidzone behorende bij deze weg. De geluidzone behorende bij de gezoneerde wegen is op de verbeelding aangeduid als 'Geluidzone - weg'.
De woningbouwlocatie aan de noordzijde van de Polderweg is gelegen binnen de wettelijke geluidszone van meerdere binnenstedelijke wegen. Een akoestisch onderzoek is uitgevoerd naar de geluidsbelasting ter plaatse van deze ontwikkellocatie. Geconcludeerd wordt dat de voorkeursgrenswaarde van 48 dB(A) ten gevolge van wegverkeerslawaai niet wordt overschreden. Dit geldt ook voor de woonwagenstandplaatsen aan de Schiekade.
De spoorlijn Rotterdam-Schiedam-Delft en de aftakking richting Hoek van Holland zijn gezoneerd op grond van het Besluit geluidhinder. De breedte van de geluidzone is afhankelijk van de hoogte van het voor het betreffende (deel van het) spoor vastgestelde geluidproductieplafond. De vastgestelde geluidproductieplafonds van de spoorlijn Schiedam-Delft ligt tussen de 66 en 71 dB, waardoor de bij deze spoorweg behorende geluidzone een breedte heeft van 600 meter. De geluidproductieplafonds van de spoorlijn Rotterdam-Schiedam ligt tussen de 61 en 66 dB, waardoor voor deze spoorweg een geluidzone geldt met een breedte van 300 meter. De geluidzone wordt gemeten vanuit de buitenste spoorstaaf. Het zuidelijke en westelijke deel van het plangebied liggen binnen de als 'Geluidzone - spoor' aangeduide geluidzone behorende bij deze spoorwegen. Het westelijke deel van de woningbouwlocatie aan de Polderweg ligt binnen deze geluidszone. Uit het 'Akoestisch onderzoek 's-Graveland en Spaanse Polder' blijkt dat wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarde voor railverkeerslawaai van 55 dB(A).
De aanvliegroute naar Rotterdam The Hague Airport ligt net ten noorden van het plangebied. Op grond van artikel 12 van het Besluit burgerluchthavens is nieuwbouw van woningen binnen de 56 dB(A) Lden-contour (35 Ke-contour) behorende bij het vliegveld niet toegelaten. Deze contour, aangeduid als 'Geluidzone - luchtvaart', reikt over het noordwestelijke deel van het plangebied. Binnen deze contour bevinden zich geen woningen. Het bestemmingsplan biedt geen ruimte voor woningbouw binnen deze contour.
De Europese richtlijnen voor luchtkwaliteit zijn geïmplementeerd in de Wet luchtkwaliteit (hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer). De wet bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijnstof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijnstof (jaar- en daggemiddelde) van belang. Voor NO2 en PM10 geldt een grenswaarde van maximaal 40 µg/m² als jaargemiddelde concentratie. Vanaf 2015 geldt aanvullend dat eveneens voldaan moet worden aan de grenswaarde voor PM2,5 van maximaal 25,0 µg/m². De concentratie van NO2 bedraagt ter plekke van de woningbouwlocatie aan de Polderweg maximaal 27,1 µg/m3. De concentraties fijnstof (PM10 en PM2,5) bedragen respectievelijk maximaal 18,6 µg/m3 en 11,1 µg/m3. De concentraties van luchtverontreinigende stoffen in de buitenlucht voldoen daarmee aan de wettelijke normen en zijn niet dusdanig hoog dat geoordeeld moet worden dat geen sprake is van een goed woon- en leefklimaat.
In het Besluit niet in betekenende mate is bepaald in welke gevallen een project vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Indien een project een effect heeft van minder dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarde NO2, PM10 (= 1,2 µg/m³) en PM2,5 (= 0,75 µg/m³) of een project valt in een categorie welke is vrijgesteld van toetsing aan de grenswaarden, kan een project doorgang vinden zonder nadere toetsing aan de grenswaarden. De reden hiervoor is dat in het Nationaal Samenwerkingsprgamma Luchtkwaliteit voldoende maatregelen worden genomen om de bijdrage van deze projecten aan verslechtering van de luchtkwaliteit te compenseren. Een woningbouwlocatie welke, bij één ontsluitingsweg, netto niet meer dan 1.500 woningen omvat dient op grond van de Regeling niet in betekenende mate bijdragen te worden aangemerkt als een project die in ieder geval 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de concentratie van luchtverontreinigende stoffen. Het bestemmingsplan biedt de ruimte voor woningbouw aan de noordzijde van de Polderweg. Dit betreft een kleinschalige ontwikkeling (tot maximaal circa 50 woningen), welke ruim onder de grens van 1.500 woningen blijft.
De Wet milieubeheer heeft onder andere tot doel milieuhinder in woonsituaties zoveel mogelijk te voorkomen. Bedrijven en instellingen die hinder veroorzaken moeten een vergunning hebben in het kader van de Wet milieubeheer of vallen onder een van de AMvB´s op grond van deze wet. In aanvulling hierop worden ook afstanden vastgelegd tussen bedrijven en milieugevoelige functies. In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies, ter plaatse van woningen een goed woon- en leefmilieu gegarandeerd kan worden en rekening wordt gehouden met de bedrijfsvoering en milieuruimte van de betreffende bedrijven.
Om in de bestemmingsregeling de belangenafweging tussen bedrijvigheid en gevoelige functies met betrekking tot milieu mee te nemen, wordt in dit bestemmingsplan gebruik gemaakt van milieuzonering. Hieronder wordt verstaan een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende activiteiten en milieugevoelige functies, zoals woningen. Door het aanbrengen van een zonering tussen beiden wordt de overlast ten gevolge van de bedrijfsactiviteiten zo laag mogelijk gehouden. De milieuzonering vindt plaats aan de hand van een Staat van Milieubelastende activiteiten, gebaseerd op de Staat van Milieubelastende activiteiten uit de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (2009). De staat wordt toegepast voor bedrijventerreinen en gaat uit van het aanhouden van richtafstanden tussen bedrijfsactiviteiten en milieugevoelige functies. Ten opzichte van het omgevingstype 'gemengd gebied' gelden de volgende richtafstanden (in meters):
Milieucategorie | 1 | 2 | 3.1 | 3.2 | 4.1 | 4.2 | 5.1 | 5.2 | 5.3 | 6 |
Richtafstand | 10 | 10 | 30 | 50 | 100 | 200 | 300 | 500 | 700 | 1.000 |
In de bestemmingsregeling is uitgegaan van bovengenoemd zoneringprincipe. Dit houdt in dat het plangebied zodanig is ingedeeld dat de richtafstanden als leidraad worden gebruikt voor de zonering in het plangebied. Door het toepassen van richtafstanden tot de woonbebouwing ontstaat een interne milieuzonering, waarbij lichtere vormen van bedrijvigheid aan de randen van het industrieterrein toegelaten zijn en op grotere afstanden zwaardere bedrijfsactiviteiten (tot milieucategorie 4.2). De interne milieuzonering is bepaald op basis van de afstand tot de bestaande woonbebouwing in de omgeving, de planologisch mogelijke woningbouw langs de Polderweg en de toekomstige ontwikkeling van woningen op Schieveste. De milieucategorieën 1, 5 en 6 komen binnen het plangebied niet voor.
In dit bestemmingsplan wordt gebruik gemaakt van de 'Staat van milieubelastende activiteiten'. Omdat het bestemmingsplan een gezoneerd industrieterrein betreft, geldt dat het aspect geluid gereguleerd wordt via de Wet geluidhinder, de Wet milieubeheer en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht. Aangezien het aspect geluid langs een andere weg wordt gereguleerd is het niet noodzakelijk om tevens te zoneren op grond van het aspect geluid. Om deze reden wordt in de 'Staat van milieubelastende activiteiten' geen rekening gehouden met de richtafstanden voor geluid. De richtafstanden voor geluid zijn uit deze staat gelaten en voor de toegelaten bedrijfsactiviteiten is een aangepaste milieucategorie bepaald op grond van de grootste richtafstand voor de overige milieuaspecten (geur, stof of gevaar).
De gemeente Schiedam heeft een archeologisch beleid en beleidsinstrumenten ontwikkeld, waaronder de beleidsnota 'Archeologische Monumentenzorg gemeente Schiedam' en de 'Archeologische Waardenkaart Schiedam' (januari 2008). Hiermee is een tijdige en volwaardige inbreng van archeologische belangen bij ruimtelijke ontwikkelingen gewaarborgd. Het beleid sluit aan op en komt mede voort uit het Rijksbeleid en het provinciale beleid dat naar aanleiding van het Europese 'Verdrag van Malta' is ontwikkeld.
Meer specifiek is het doel van het voorgenomen archeologisch beleid te zorgen voor het behoud van archeologische waarden ter plaatse in de bodem, voor documentatie van archeologische waarden indien behoud ter plaatse niet mogelijk is en dat de resultaten van het archeologisch onderzoek bereikbaar en kenbaar zijn voor derden. Het vaststellen, waarderen en documenteren van archeologische waarden vindt binnen de archeologische monumentenzorg gefaseerd plaats. Na een bureauonderzoek kan het nodig zijn een archeologische inventarisatie in het veld uit te voeren. De resultaten van de inventarisatie kunnen vervolgens leiden tot een aanvullend archeologisch onderzoek. De resultaten van laatstgenoemd onderzoek vormen het uitgangspunt bij de keuze om een vindplaats te behouden, op te graven, waarnemingen uit te voeren tijdens het bouwproject of geen verdere stappen te ondernemen.
Afbeelding 26 - Archeologisch waardevolle gebieden (potentieel)
Het bestemmingsplangebied maakt deel uit van een klei-op-veengebied aan de rechteroever van de Nieuwe Maas ten westen van de Schiedamse Schie. Uit bodemonderzoek blijkt dat de Schiedamse Schie reeds vanaf de late prehistorie een voorloper heeft gekend, van waaruit sedimentatie plaatsvond. In (de directe omgeving van) het plangebied zijn bewoningssporen uit de IJzertijd (800 voor Christus - begin jaartelling) en vooral de Romeinse tijd (begin jaartelling - 350 na Christus) vastgesteld. De bewoningssporen lijken samen te hangen met de oeverzones van (voormalige) waterlopen, zoals de Schiedamse Schie en fossiele zijtakken daarvan. Eén zo'n zijtak lag ter plaatse van de Polderweg. Een bekende vindplaats uit de Romeinse tijd in dit gebied (Archis-waarnemingsnummer 24528) betreft een houten ontwateringsduiker, gelegen tussen de Fokkerstraat en de spoorlijn. De vindplaats met mogelijk een dam en ontwateringssloten is wellicht nog intact aanwezig onder (sub)recent aangebrachte ophogingen.
In de 10e/11e eeuw werd het (klei-op-)veengebied ontgonnen. De maaivelddaling ten gevolge van de ontwatering maakte het gebied kwetsbaar voor overstromingen. Rond het midden van de 12e eeuw werd het gebied overstroomd en werd een kleipakket afgezet. De aanleg van rivier- en polderdijken werd noodzakelijk. Verschillende dijktracés komen in het plangebied voor. Eén van de dijken ten oosten van de Schie maakte een opvallende bocht, hetgeen waarschijnlijk te wijten is aan de aanwezigheid van een vroegere meander van de Schie ter plaatse. Andere dijken zijn de voormalige 's-Gravelandsche weg, die aan de westzijde en parallel aan de Schie lag en de nog wat oudere voormalige Oude Dijk, die dwars door het plangebied liep. De Oude Dijk sloot mogelijk aan de oostzijde aan op de oude dam in de Schie, tegenover Overschie. De dijken en de directe omgeving ervan werden vanaf het begin vaak als woonplaats benut. Een voorbeeld is de voormalige boerderij 's-Gravenhuize, die recentelijk archeologisch is onderzocht.
In het gehele plangebied zijn vindplaatsen uit de IJzertijd, de Romeinse tijd en de Late Middeleeuwen A (1000-1250) en B (1250-1500) te verwachten. De bewoningsresten uit de verschillende periodes kunnen op behoorlijk wisselende dieptes voorkomen, in een aantal zones zelfs direct onder maaiveld. Voor de IJzertijd en de Romeinse tijd lijkt de ligging van de vindplaatsen bepaald te zijn door de Duinkerke I-geul en oeverafzettingen. De Schieoevers en de omgeving van de Polderweg hebben in deze een verhoogde archeologische potentie. De (voormalige) dijktracés hebben een verhoogde verwachting voor bewoningssporen en vondsten vanaf 1200.
Het plangebied heeft een redelijk hoge tot hoge verwachting voor wat betreft de aanwezigheid van archeologische waarden. Gelet op de mogelijk aanwezige archeologische waarden is het uitvoeren van een archeologisch vervolgonderzoek noodzakelijk. Dit kan bestaan uit het uitvoeren van archeologische begeleiding van de graafwerkzaamheden die worden uitgevoerd tijdens de herinrichting van de locatie of het uitvoeren van proefsleuven voorafgaand aan de start van de herinrichting.
Voor het gehele plangebied geldt gelet op de verwachte aanwezige waarden de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie'. Op grond van deze dubbelbestemming geldt een bouwverbod (met afwijkingsbevoegdheid) en een vereiste tot het hebben van een omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden welke de aanbevolen oppervlakte- en dieptematen overschrijden. Een archeologisch onderzoek is verplicht gesteld om af te kunnen wijken van het bouwverboden of om de omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden te kunnen verlenen. Per deelgebied gelden de volgende oppervlakte- en dieptematen:
Afbeelding 27 - Deelgebieden archeologische dubbelbestemming
Op grond van de Wet milieubeheer worden activiteiten aangewezen welke belangrijke nadelige gevolgen kunnen hebben voor het milieu, of waarvoor beoordeeld moet worden of deze activiteiten nadelige invloed hebben. In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van een bestemmingsplan planMER-plichtig, projectMER-plichtig of MER-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Daarnaast dient het bevoegd gezag bij de genoemde activiteiten welke niet aan de drempelwaarden voldoen, te beoordelen of de activiteit belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kan hebben (gelet op kenmerken, locatie en potentiële effecten).
Met dit bestemmingsplan wordt de vestiging van bedrijven die in het kader van de omgevingsvergunning (milieu) MER-(beoordelings)plichtig zijn uitgesloten. Het bestemmingsplan vormt hiermee niet het kader voor MER-(beoordelings)plichtige activiteiten, waardoor voor dit bestemmingsplan dan ook geen sprake is van een planMER-plicht.
Het bestemmingsplan kent een wijzigingsbevoegdheid welke het mogelijk maakt het bestemmingsplan te wijzigen en een activiteit welke MER-(beoordelings)plichtig is toe te laten in het plangebied, mits de activiteit blijkens een milieueffectrapportage ter plekke uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening en het voorkomen van nadelige effecten op het milieu acceptabel is. De aard van het voorliggende bestemmingsplan maakt het niet mogelijk nu reeds een inschatting te maken of en welke mer-(beoordelings)plichtige bedrijven zich in de toekomst in het plangebied zullen vestigen en op welke locatie. Tevens is niets bekend over de bedrijfsvoering van een dergelijk bedrijf (capaciteit productie, lay-out bebouwing, maatregelen om milieubelasting te voorkomen of beperken). Dergelijke activiteiten zijn om deze reden alleen toegelaten na wijziging van het bestemmingsplan in welke kader de effecten van de ontwikkeling op het milieu kunnen worden beoordeeld.
Voor de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject (onderdeel D 11.2 Besluit m.e.r.) geldt dat beoordeeld moet worden of deze activiteiten nadelige effecten voor het milieu kunnen hebben. Deze beoordelingsvereiste geldt in gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een oppervlakte van 100 hectare of meer, een aaneengesloten gebied en 2000 of meer woningen omvat, of een bedrijfsvloeroppervlakte van 200.000 m². De woningbouwlocatie aan de Polderweg heeft een oppervlakte van 3 hectare waar ruimte is voor 30 tot 40 woningen. Omdat de drempelwaarden niet worden overschreden is het project niet direct MER-beoordelingsplichtig. Op grond van het arrest van het Europese Hof van Justitie van 15 oktober 2009 geldt dat niet alleen de vraag of een MER-beoordelingsplicht geldt niet alleen afhankelijk is van de omvang van het project, maar dat ook beoordeeld moet worden of het project gelet op de andere selectiecriteria van bijlage III van de Europese m.e.r.-richtlijn door de aard en ligging aanzienlijke milieugevolgen tot gevolg zou kunnen hebben. Gelet op de beperkte omvang van het project zullen geen belangrijke negatieve milieueffecten optreden. Dit blijkt ook uit de onderzoeken van de verschillende milieuaspecten, zoals deze eerder in dit hoofdstuk zijn opgenomen.
Geconcludeerd wordt dat voor het bestemmingsplan, mede gelet op de beperkende wijze van conserverend bestemmen, geen MER-(beoordelings)procedure conform het Besluit m.e.r. vereist is.
Het bestemmingsplan ''s-Graveland & Spaanse Polder 2020' ziet in hoofdlijnen op het voortzetten van het planologisch regime uit het bestemmingsplan 'Spaanse Polder en 's-Graveland 2004', op specifieke punten aangevuld met regels die voortvloeien uit het in oktober 2019 vastgestelde beleidskader voor het bedrijventerrein (het Ontwikkelperspectief met bijbehorende stukken). Het voornaamste uitgangspunt daarbij is het bieden van ruimte voor ontwikkeling van het bedrijventerrein en het wegnemen van belemmeringen. Door het plangebied op deze wijze te bestemmen ontstaat een globaal bestemmingsplan, dat zowel ruimte laat aan bedrijven om zich te ontwikkelen, als de herstructurering van de oudere deelgebieden van het bedrijventerrein faciliteert. De juridische vertaling van het plan in de vorm van regels is in hoofdstuk 6 beschreven.
Als belangrijke doelstelling voor het plangebied geldt dat in het nieuwe bestemmingsplan zoveel mogelijk aangesloten wordt op de geldende bestemmingsplanregeling. In hoofdzaak ziet het voorliggende bestemmingsplan dus op een actualisatie van het voorheen geldende planologische kader zoals vastgeteld in het bestemmingsplan "Spaanse Polder en 's-Graveland 2004". Daarbij is belangrijk om te vermelden dat de regels en verbeelding van het voorliggende plan zo veel mogelijk in lijn zijn gebracht met de inmiddels gebruikelijke wijze van formulering van bestemmingsregels in Schiedam. Dit aspect is met name relevant omdat het voorheen geldende bestemmingsplan nog niet voldeed aan de digitale vereisten uit de Wet ruimtelijke ordening. Waar de bestaande feitelijke situatie op legale wijze afwijkt van het voorheen geldende bestemmingsplan is dit in het nu voorliggende plan verwerkt.
Naast de vigerende en feitelijke situatie, dient het plan ook te voldoen aan het geformuleerde beleid. Het plan dient logischerwijs de bestaande situatie weer te geven en niet strijdig te zijn met het geformuleerde beleid. In hoofdstuk 3 is per beleidsstuk kort aangegeven in welke mate een beleidsstuk verband houdt met het bestemmingsplan. Uit deze paragrafen blijkt dat het bestemmingsplan in overeenstemming is met de relevante Rijks-, provinciale, regionale en gemeentelijke beleidsstukken. De economische functie staat gedurende de planperiode centraal. Belangrijk aspect hierbij is dat in oktober 2019 diverse beleidsstukken zijn vastgesteld die zien op de revitalisatie, doorontwikkeling en verduurzaming van het bedrijventerrein. Waar nodig danwel mogelijk is bij de zonering van bedrijfsactiviteiten rekening gehouden met mogelijke toekomstige woningbouwplannen in de omgeving van het plangebied.
Het uitgangspunt van het bestemmingsplan is het consolideren van de bestaande planologische situatie als basis om ruimte te bieden voor de ontwikkeling van bestaande en nieuwe bedrijven. Hiermee kan het gebied zich verder ontwikkelen tot de grootste innovatieve hotspot in de metropoolregio; een modern, stedelijk en dynamisch werkgebied passend bij de behoeften van innovatieve ondernemers en bedrijven. Door ruimte te bieden aan kennisintensieve maakindustrie, groothandel en logistiek en de bijbehorende dienstverlening wordt de werkgelegenheid vergroot, (de waarde van) het vastgoed verbeterd en verdere kennisontwikkeling bij bedrijven gestimuleerd.
Om dit mogelijk te maken is ruimte geboden om het gebied te herstructureren. Voorname aandachtspunten daarbij zijn de relatie tussen het bedrijventerrein, de omliggende woonwijken en Schieveste als nabijgelegen ontwikkellocatie, specifiek voor wat betreft een goede milieuzonering, het beperken van de milieuoverlast en het verbeteren van het woon- en leefklimaat. In dit bestemmingsplan wordt er voor gekozen de bestemmingsregels flexibel te houden. Binnen de verschillende zones zijn bouwvlakken opgenomen welke volledig mogen worden bebouwd tot een bouwhoogte van 15 meter, met een afwijking naar 42,5 meter voor de etalagezone langs de A20. Dit biedt bedrijven ruimte en vrijheid om zich, afhankelijk van hun eigen behoeften, te ontwikkelen. Voor zover in de bestaande situatie afwijkende maten aanwezig zijn, worden deze specifiek aangegeven op de verbeelding. Het bestemmingsplan voorziet daarnaast in de mogelijkheid af te wijken van de bij recht toegestane bouwhoogte ten behoeve van een hogere bouwhoogte wanneer dit noodzakelijk of gewenst is voor de bedrijfsactiviteiten.
Het bestemmingsplan zet in op het verbeteren van de (ruimtelijke) kwaliteit en intensiever gebruik van het eigen terrein ten behoeve van het economisch duurzaam functioneren van het gebied. De ligging nabij het OV-knooppunt Schiedam-Centrum maakt daarnaast doorontwikkeling van het aspect mobiliteit goed mogelijk. Door in te zetten op andere vormen van vervoer dan de auto, met name bij bedrijven in de etalagezone langs de A20, kan de beschikbare ruimte hoogwaardig worden benut. Om intensiever gebruik van de bedrijfsgronden te stimuleren en om versnippering van bedrijfsgrond tegen te gaan is kleinschalige bedrijvigheid uitsluitend toegelaten als onderdeel van een bedrijfsverzamelgebouw. Insteek is dat nieuw uit te geven bedrijfspercelen een minimale omvang hebben van 1.250m2. Gelet op de impact op de leefomgeving is dit uitgangspunt ook in de regels van het bestemmingsplan opgenomen.
Het bestemmingsplan biedt ruimte voor de revitalisatie van de deelgebieden op basis van het Ontwikkelperspectief, op basis waarvan onder andere wordt ingezet om de kleinschalige, verouderde bedrijfsbebouwing aan de zuidzijde van het gebied te transformeren naar representatieve, vernieuwende bebouwing. De matige kwaliteit van de bestaande bebouwing heeft in de toekomst plaats gemaakt voor economisch-duurzaam en toekomstbestendig vastgoed. De revitalisering is daarbij gericht op maatwerk per bedrijf, met aandacht voor verbetering van de ruimtelijke kwaliteit, duurzaamheid, innovatie en de sociaal-maatschappelijke waarde van een goed ondernemersklimaat. Met de actualisatie van de gebiedsopdracht SchieDistrict is de positie van het bedrijventerrein binnen de ruimere context van het SchieDistrict verder beleidsmatig vastgelegd. Hiermee is ook duidelijker dat het bedrijventerrein niet als losstaande entiteit opereert maar dat sprake is van een sterke interactie met de stad en ontwikkelingen buiten het plangebied.
In aanloop naar de inwerkingtreding van het voorliggende bestemmingsplan is een groot aantal percelen binnen het plangebied vrij gekomen van erfpacht. In lijn met de pachtvoorwaarden is de bebouwing op de betreffende percelen gesloopt. Hernieuwde uitgifte is in bepaalde situaties aangehouden in afwachting van het voorliggende bestemmingsplan. Met de vaststelling van het bestemmingsplan wordt de doorontwikkeling van het bedrijventerrein verder gefaciliteerd.
In verband met de vestiging van bedrijven die in belangrijke mate geluidhinder (kunnen) veroorzaken is voor het industrieterrein 's-Graveland & Spaanse Polder bij Koninklijk Besluit een geluidszone vastgesteld. Met dit bestemmingsplan wordt het gezoneerde industrieterrein in stand gelaten. Gelet op de situatie aan de Polderweg en Schiekade (te ontwikkelen woongebied en bestaand woonwagencentrum) is gekeken in hoeverre een beperkte aanpassing van de begrenzing van het gezoneerde bedrijventerrein noodzakelijk danwel wenselijk is. Hiermee zouden de nieuw beoogde woningen en het woonwagencentrum buiten het gezoneerde industrieterrein komen te liggen. Nut en noodzaak van aanpassing worden nog nader bezien, met name omdat op dit moment wordt bekeken op welke wijze het woongebied tot ontwikkeling wordt gebracht. Eventuele aanpassing van de begrenzing van het gezoneerde industrieterrein wordt afhankelijk gesteld van de uitkomst van deze verkenning. Indien blijkt dat dezonering mogelijk en wenselijk is zal hiervoor een separate procedure worden doorlopen. Het bestemmingsplan bevat een wijzigingsbevoegdheid op grond waarvan dezonering mogelijk is. Gelet op de impact van het gezoneerde industrieterrein buiten het plangebied, en ook buiten het grondgebied van Schiedam, is daarbij tevens goede afstemming met Rotterdam nodig.
Binnen het gezoneerde terrein zijn nieuwe zoneringsplichtige activiteiten uitsluitend toegelaten in het gebied met de aanduiding 'Milieuzone - gezoneerd industrieterrein'. Dat zoneringsplichtige activiteiten op grond van het bestemmingsplan zijn toegelaten betekent daarbij niet dat dergelijke bedrijven zich ongelimiteerd kunnen vestigen op het gezoneerde industrieterrein. Voor bedrijven welke zich in dit gebied willen vestigen geldt dat op grond van de Wet geluidhinder en de Wet milieubeheer beoordeeld moet worden of deze bedrijven passen binnen de 'geluidsruimte' op het industrieterrein. De aanwezige 'geluidsruimte' vormt daarmee een beperkende factor voor de vestiging van zoneringsplichtige activiteiten.
Voor de delen van het plangebied welke buiten het gezoneerde industrieterrein liggen geldt dat deze nagenoeg geheel binnen de wettelijke geluidzone van 50 dB(A) behorende bij het gezoneerde industrieterrein liggen. Voor deze zone geldt dat geen uitbreiding van het aantal woningen en nieuwvestiging van geluidsgevoelige functies is toegelaten, tenzij op grond van de Wet geluidhinder hogere waarden (geluid) kunnen worden verleend. Deze zone is op de verbeelding aangeduid als 'Geluidzone - industrie'.
Het bedrijventerrein 's-Graveland en Spaanse Polder is en blijft in hoofdzaak een bedrijventerrein. Het beleid voor het plangebied is daarom gericht op de versterking van de bedrijfsfunctie en de modernisering van het bedrijventerrein. De aanwezige bedrijvigheid vormt het uitgangspunt bij de milieuzonering. De toegelaten milieucategorieën zijn bepaald op grond van de richtafstanden tot de woonbebouwing op grond van de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering' voor een rustige woonwijk. Daarbij is rekening gehouden met bestaande perceels- of inrichtingsgrenzen en de situering van bebouwing. Door deze wijze van zoneren ontstaat een interne milieuzonering, waarbij lichtere vormen van bedrijvigheid aan de randen van het industrieterrein toegelaten zijn en op grotere afstanden zwaardere bedrijfsactiviteiten (tot milieucategorie 4.2). De interne milieuzonering is bepaald op basis van de afstand tot de bestaande woonbebouwing in de omgeving, zoals de woningen en woningbouwmogelijkheden langs de Polderweg en de toekomstige ontwikkeling van woningen op Schieveste . Deze wijze van zoneren vormt geen beperking van de bestaande rechten van de zittende bedrijven. Daarbij is er voor gekozen om de richtlijnen voor een gemengd gebied te volgen.
Aan de noordzijde grenst het plangebied aan de Polderweg. De Polderweg is een gebied waar afwisselend zowel woningen als (agrarische) bedrijven zijn toegestaan.
Aan de zuidzijde van het plangebied ligt Schieveste. Dit gebied is deels nog te ontwikkelen, waarbij planvorming momenteel met name ziet op realisatie van woningen. De toekomstige woningen worden echter door de snelweg A20 afgeschermd van het bedrijventerrein. Aan de westzijde vormt de spoorlijn de grens tussen bedrijventerrein en het groen-, sport- en recreatiegebied van Thurlede en het Beatrixpark. Aan de oostzijde tot slot gaat het bedrijventerrein over in de Rotterdamse Spaanse Polder. Dit rechtvaardigt voldoende de keuze om voor de afstandsmaten uit te gaan van de typering gemengd gebied. Daarbij bedraagt de afstand tussen het bedrijventerrein en (toekomstige) aangrenzende woningen aan de zuidzijde van het plangebied over het algemeen al meer dan 100m. Aan de noordkant is de afstand tot (toekomstige) woningen op een aantal punten wat korter, maar hier zijn de toegestane bedrijfscategorieen op aangepast. Daarnaast grenzen de woningen aan de Polderweg in de meeste gevallen ook reeds op kortere afstand aan andere bedrijven, buiten dit plangebied.
Afbeelding 28 - Milieuzonering Spaanse Polder / 's-Gravelandse Polder
Voor bedrijventerreinen geldt dat in principe alleen bedrijven zijn toegelaten welke zijn genoemd in de als bijlage bij de regels genoemde Staat van milieubelastende activiteiten en welke voldoen aan de ter plekke toegelaten milieucategorie. De Staat van milieubelastende activiteiten is gebaseerd op de 'Richtafstandenlijst voor milieubelastende activiteiten' uit de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering'. Het aspect geluid is daarbij buiten beschouwing gelaten, omdat dit aspect op een gezoneerd industrieterrein wordt gereguleerd via de Wet geluidhinder en Wet milieubeheer (zie: Milieuhinder bedrijvigheid). Toegelaten zijn uitsluitend die bedrijven welke passen bij de aard van de bedrijvigheid op het bestaande bedrijventerrein.
Het is daarbij mogelijk dat bedrijven in de staat worden genoemd welke een hogere milieucategorie hebben dan ter plekke is toegelaten. Voor deze bedrijven geldt dat deze met een afwijkingsbevoegdheid zijn toegelaten indien de bedrijfsvoering dusdanig van aard is dat deze qua milieuinvloed gelijk kan worden gesteld aan de ter plekke toegelaten (lagere) milieucategorie. Hiermee kunnen bedrijfsactiviteiten worden toegestaan die twee categorieen hoger zijn dan direct toegestaan. Daarnaast kent het plan regels die het mogelijk maken om bedrijfstypen toe te staan die niet in de Staat van milieubelastende activiteiten staan benoemd, maar die naar aard en omvang van de activiteiten gelijk kunnen worden gesteld met toegestane bedrijfscategorieen. Hiermee kan in voorkomende gevallen maatwerk worden toegepast.
Het Total Tankstation aan de 's-Gravelandseweg 395 valt vanwege de doorzet van LPG onder de werking van het Besluit externe veiligheid inrichtingen. Het bedrijf is om deze reden specifiek aangeduid als 'verkooppunt motorbrandstoffen met LPG'. De bij deze inrichting behorende risicocontouren (PR 10-6) reiken niet over bedrijfspercelen van andere in de omgeving gevestigde bedrijven of gronden waar bedrijven zijn toegelaten. Rond het tankstation gelden daarom geen expliciete beperkingen voor het vestigen van (beperkt) kwetsbare objecten.
Op grond van de Visie Externe Veiligheid 2012-2020 Schiedam is er in beperkte mate ruimte voor de vestiging van andere risicovolle inrichtingen op het bedrijventerrein. De invloed die een dergelijke inrichting kan hebben op de woon-, leef- en werkomgeving maakt dat het niet wenselijk is dergelijke inrichtingen met dit bestemmingsplan bij recht toe te laten. Voor nieuwvestiging van een risicovolle inrichting is om deze reden een afzonderlijke procedure vereist, op welk moment de met externe veiligheid samenvallende risico's kunnen worden beoordeeld en afgewogen.
Het bestemmingsplan kent in basis de de bouwhoogten die ook in het voorgaande bestemmingsplan aan gronden waren toegekend. Het merendeel van het plangebied kent een bouwhoogte van maximaal 15m, in de noordoostpunt van het plangebied is de bouwhoogte bepaald op maximaal 7m. In de etalagezone langs de A20 is de bouwhoogte bepaald op ten hoogste 40m, een verruiming ten opzichte van de voorheen geldende regeling en bedoeld om de efficiente benutting van deze strook in lijn met het beleidskader uit het Ontwikkelperspectief te faciliteren. Binnen het plangebied zijn verder verspreid enkele bestaande afwijkingen op maat bestemd (met name kantoren). Het plan kent verder een afwijkingsbevoegdheid voor het college om een afwijkende bouwhoogte tot maximaal 15m boven het bij recht toegestane maximum te vergunnen.
In relatie tot de bouwhoogte speelt het aspect veiligheid voor het luchtvaartverkeer. Het plangebied ligt binnen de grenzen van de toetsingsvlakken ILS 06 en VDF Rotterdam, behorende bij Rotterdam The Hague Airport. De toetsingsvlakken behoren bij de veiligheidssystemen die onderdeel zijn van de navigatieinfrastructuur voor de luchtvaart in Nederland. De toetsingsvlakken geven ter bescherming van de goede werking van de veiligheidssystemen voor de luchtvaart maximale bouwhoogten. Hiermee wordt in principe voorkomen dat hoge objecten binnen de toetsingsvlakken worden gerealiseerd, die mogelijk een negatieve invloed hebben op de goede werking van de veiligheidssystemen.
Binnen het plangebied worden de bouwhoogten uit de toetsingsvlakken op een aantal punten overschreden. Dit gaat met name op voor de bouwhoogten uit toetsingsvlak ILS 06 aan de zuidzijde van het plangebied, nabij de A20. Ook bij gebruikmaking van de afwijkingsbevoegdheid uit het plan voor een hogere bouwhoogte dan bij recht is toegestaan kan de bouwhoogte uit de toetsingsvlakken worden overschreden. In de regels is daarom opgenomen dat vergunning van bouwplannen die de maximale hoogten uit de toetsingsvlakken overschrijden alleen mogelijk is nadat advies is ingewonnen bij Luchtverkeersleiding Nederland. Dit geldt ook voor de toepassing van een afwijkingsbevoegdheid om de bij recht toegestane bouwhoogte te verhogen. Hiermee is het belang van een goede werking van de veiligheidssysytemen voor de luchtvaart geborgd.
Afbeelding 29 - Uitsnede uit toetsingsvlak ILS06 Rotterdam met aanduiding plangebied
Afbeelding 30 - Uitsnede toetsingsvlak VDF Rotterdam met aanduiding plangebied
Op afbeeldingen 29 en 30 is het plangebied weergegeven op uitsnedes uit de toetsingsvlakken. De volledige afbeeldingen behorend bij de toetsingsvlakken zijn te vinden in de overlegreactie van Luchtverkeersleiding Nederland op het voorontwerp bestemmingsplan. Omwille van de duidelijkheid is, naast de samenvatting en beantwoording in de Reactienota, de overlegreactie ook nog integraal als bijlage bij deze toelichting gevoegd.
In het plangebied waren voorheen ongeveer 70 garagebedrijven gevestigd; bedrijven waarbij uitsluitend of hoofdzakelijk sprake is van verkoop, onderhoud en reparatie van motorvoertuigen. Dit betrof zowel kleinschalige garagebedrijven, soms met een oppervlakte van minder dan 200 m², als grote merkdealers met een bedrijfsvloeroppervlakte van meer dan 2.000 m². Meer dan tweederde van deze bedrijven was gevestigd in het deelgebied Spaanse Polder. In dit deelgebied is daarmee een (over)concentratie van veelal kleine garagebedrijven ontstaan. De grootschalige merkdealers bevinden zich daarentegen met name in het deelgebied 's-Graveland.
De vestiging van grote aantallen kleinschalige garagebedrijven past niet bij de visie voor het bedrijventerrein. Daarbij is de bedrijfsruimte van garagebedrijven veelal krap bemeten, waardoor de ruimtelijke uitstraling rommelig overkomt. Een dergelijke uitstraling doet afbreuk aan een goed werk- en ondernemersklimaat en kan daarmee negatieve effecten hebben op het goed functioneren van het bedrijventerrein. Om de vestiging van kleinschalige garagebedrijven en de daarmee samenhangende verrommeling te voorkomen is in de planregels een specifieke gebruiksregel opgenomen. Op grond van deze regel is de nieuwvestiging van garagebedrijven met een oppervlakte van minder dan 1.000 m² niet toegelaten. Met deze regel wordt aangesloten bij de algemene uitgangspunten voor het bedrijventerrein en de gelijkluidende regel uit het bestemmingsplan 'Spaanse Polder' van de gemeente Rotterdam. Hiermee wordt tevens voorkomen dat garagebedrijven, welke zich niet langer op het Rotterdamse deel van Spaanse Polder mogen vestigen, zich naar het aangrenzende Schiedamse deel verplaatsen. Een dergelijk 'waterbedeffect' wordt als ongewenst beschouwd omdat dit juist bij kan dragen aan een verdere verrommeling van het bedrijventerrein.
De vestiging van (nieuwe) bedrijfswoningen op het bedrijventerrein is uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening niet wenselijk. Enerzijds kan de vestiging van bedrijfswoningen leiden tot een ongewenste beperking van de bedrijfsvoering van bedrijven, anderzijds kan bewoners geen goed woon- en leefklimaat worden gegarandeerd. Nieuwe bedrijfswoningen zijn om deze reden niet toegelaten.
Ook in het voorgaande bestemmingsplan was vestiging van bedrijfswoningen niet toegestaan. Als uitwerking van het beleidskader op dit vlak zijn de legaal aanwezige bedrijfswoningen de afgelopen jaren gesaneerd op het moment dat de gelegenheid zich voordeed, zoals bij herontwikkeling van een perceel of bij het maken van afspraken over hernieuwde uitgifte van gronden.
De Polderweg is een belangrijk historisch landschappelijk element, welke een verbinding vormt tussen de stad en het veenweidelandschap van Midden-Delfland. Langs vrijwel de gehele Polderweg is sprake van kleinschalige lintbebouwing. Uitzondering hierop vormt het zuidelijke deel van de Polderweg, welke ligt ingeklemd tussen de bedrijventerreinen 's-Graveland in Schiedam en Noord-West in Rotterdam. Het nog niet ontwikkelde deel van de Polderweg, en het begin van de Schiekade, is één van de locaties welke op grond van de Woonvisie zijn aangemerkt voor nieuwbouw van woningen. Ingezet wordt op het realiseren van een bijzondere woonomgeving met een combinatie tussen natuur en de woningen. De ambitie is om de woningen loodrecht op de weg te situeren in beperkte clusters van ongeveer vijf woningen, waarbij de bebouwing langs de weg zowel in volume als hoogte kleinschaliger is dan de bebouwing dieper op het kavel. De verschillende clusters worden door robuuste groen- en waterstroken van elkaar gescheiden. Een landschappelijke zone met een diepte van ongeveer 50 meter scheidt de woonclusters van het groene dijklichaam welke het bedrijventerrein Noord-West in Rotterdam omzoomt. De woningbouwlocatie is op de verbeelding bestemd als 'Woongebied'. Ook in het voorheen geldende bestemmingsplan uit 2005 was het gebied reeds aangeduid als woongebied.
Op dit moment vindt nog een verkenning plaats naar de manier waarop een brede strook grond aan de noordkant van het plangebied zich in de toekomst kan ontwikkelen. Het gaat daarbij grofweg om het gebied dat van de Bochtafsnijding in de Schie, in de noordoostpunt van het plangebied, via de Schiekade en Polderweg naar het stationsgebied Schiedam Kethel en de Poldervaart loopt. Het woongebied aan de Polderweg valt binnen dit onderzoeksgebied. Mogelijk dat de uitkomst van die verkenning invloed heeft op de wijze van bestemming, of dat alsnog wordt overwogen het woongebied bij de vaststelling uit het plangebied te laten. In het ontwerp is op het woongebied ook een wijzigingsbevoegdheid opgenomen waarmee omzetting naar Groen of Water onder voorwaarden mogelijk is.
Aan de noordzijde van het plangebied, ter hoogte van de aansluiting van de Polderdwarsweg op de 's-Gravelandseweg, bevindt zich een nog grotendeels braakliggend terrein welke nog niet is uitgegeven. De mogelijkheden voor de vestiging van nieuwe bedrijven op dit terrein hangen samen met de plannen voor de verdubbeling van het spoor tussen Schiedam en Delft. In het verlengde daarvan is op deze locatie het station Schiedam-Kethel beoogd, met de bijbehorende tramkeerlus voor het doorgetrokken TramPlus-tracé. De aan dit terrein gegeven bestemming 'Gemengd' maakt deze ontwikkelingen onder voorwaarden mogelijk. Daarbij geldt dat uitgifte van gronden voor de vestiging van nieuwe bedrijven mogelijk is, mits dit de mogelijkheden voor een spoorverdubbeling en de ontwikkeling van station Schiedam-Kethel niet beperkt. Bij nieuwvestiging van bedrijven dient aanvullend rekening te worden gehouden met het bouwverbod ter plaatse van de bovengrondse hoogspanningsverbinding. Op het moment dat station Schiedam-Kethel ontwikkeld wordt, of wellicht al eerder, is een aanvullende (bus)verbinding van het station met het bedrijventerrein Rotterdam Noord-West gewenst. Aan de zuidzijde van de Polderdwarsweg is een ruimtelijke reservering met een breedte van 15 meter opgenomen in de vorm van een verkeersbestemming. De bestemmingslegging voor het gebied is in hoofdzaak overgenomen uit het voorheen geldende bestemmingsplan uit 2005.
Voorafgaand aan het opstellen van het bestemmingsplan is bekeken welke ontwikkelingen binnen het plangebied meegenomen kunnen worden. Dit betreft een aantal ontwikkelingen welke reeds waren toegelaten op grond van het voorheen geldende bestemmingsplan, maar vooralsnog niet gerealiseerd zijn: de woningbouw aan de Polderweg en de invulling van het noordwestelijke deel van het bedrijventerrein. Van nieuwe planologische ontwikkelingen is hierbij feitelijk dus geen sprake. Daarnaast blijft het bestemmingsplan ruimte bieden voor de reeds ingezette revitalisering het gehele terrein. De ambities uit het Ontwikkelperspectief zijn verwerkt in het bestemmingsplan, wat overigens niet tot een substantieel andere opzet van het plan leidt. Met name het beleid voor de etalagezone langs de A20 betekent dat enkele specifieke regelingen zijn toegevoegd, waarbij de relatie met het zuidelijk van de A20 gelegen deel van het SchieDistrict duidelijker naar voren komt (functioneel en programmatisch, maar ook qua bouwmogelijkheden). Ook de diverse hub-locaties zijn op de verbeelding aangeduid, evenals de beoogde groene oeverinrichting langs de Schie. Het gaat echter met name om een nadere nuancering van de regels en gebruiksmogelijkheden ter plaatse, passend bij de doorontwikkeling van het bedrijventerrein.
Er zijn geen andere ontwikkelingen die in dit bestemmingsplan rechtstreeks mogelijk worden gemaakt. Evenmin zijn er in de directe omgeving van het plangebied ontwikkelingen waarmee in dit plan rekening gehouden moet worden in de zin dat deze leiden tot aanpassingen in het planologisch kader.
Om in de toekomst mogelijk op twee plaatsen een geringe uitbreiding van het bedrijventerrein te kunnen realiseren zijn aan de noordzijde van de 's-Gravelandseweg en ten oosten van de Matlingeweg twee wijzigingsbevoegdheden opgenomen. Het gaat in beide gevallen om terreinen van minder dan drie hectare groot. De wijzigingsbevoegdheden zijn gelegd om in de toekomst sneller in te kunnen spelen op een vraag naar bedrijfsruimte, bijvoorbeeld wanneer dit als gevolg van sanering van bedrijventerreinen elders in Schiedam aan de orde zal zijn.
In beide gevallen gaat het om bestaande delen van het bedrijventerrein, welke tot nu toe niet specifiek in ontwikkeling zijn genomen of anderzins functioneel zijn ingericht.
Het wijzigingsgebied aan de noordkant van de 's-Gravelandseweg (wijzigingsgebied 1) sluit aan bij het reeds als Gemengd bestemde gebied aan de zuidkant van de 's-Gravelandseweg. Beide zijden van de 's-Gravelandseweg sluiten aan bij de locatie van het beoogde station Schiedam Kethel. Denkbaar is dat op moment dat er duidelijkheid ontstaat over de komst van dit station, en na uitwerking van de plannen voor het bijbehorende stationsgebied, overgegaan kan worden tot toepassing van de wijzigingsbevoegdheid.
Het wijzigingsgebied aan de noordkant van de Schiekade, oostelijk van de Matlingeweg (wijzigingsgebied 2) vormt feitelijk de afronding van de reeds bestaande bedrijvigheid aan de zuidkant van de Schiekade ter plaatse, aan de oevers van de Schie. Nu de bochtafsnijding in de Schie is gerealiseerd kan worden bezien hoe dit deel van het plangebied verder te ontwikkelen. Een van de opties is om een beperkte vorm van bedrijvigheid toe te staan. Eventueel is hier ook beperkt ruimte beschikbaar voor werklocaties die elders in Schiedam verdwijnen. Opname van de wijzigingsbevoegdheid past hiermee in de beleidsambities voor het SchieDistrict.
Het wijzigingsgebied aan de Polderweg (wijzigingsgebied 3) ziet op omzetting van de huidige bestemming Woongebied naar Groen-1, Groen-2 of Water. Hoewel het woongebied ook in het voorgaande bestemmingsplan al als zodanig was bestemd, is het tot op heden niet gerealiseerd. In het gebied staat slechts een bestaande woning, het overige is in gebruik als weiland en een deel bestaat uit (verwilderd) groengebied. Het gebied is gemeentelijk eigendom. Hoewel woningbouw op deze locatie goed denkbaar is, kan ook worden overwogen het gebied geheel of gedeeltelijk als onderdeel van de groenstructuur in en rondom het bedrijventerrein in te zetten. Met gerichte inrichting- en beheermaatregelen kan het gebied zo de gebiedskwaliteit ook versterken. Daarbij kan toepassing van de wijzigingsbevoegdheid ook worden gekoppeld aan bijvoorbeeld de ontwikkeling van station Schiedam Kethel en toepassing van de wijzigingsbevoegdheden 1 en 2. Een (gedeeltelijke) omzetting naar Groen sluit daarnaast aan bij de uitgangspunten voor het gebied verder noordelijk aan de Polderweg, buiten het plangebied van dit bestemmingsplan. Op basis van wijzigingsbevoegdheden in het daar geldende bestemmingsplan Polderwetering kunnen (agrarisch) bedrijfsfuncties worden omgezet naar Wonen en Groen. Dit ook met als insteek een landschappelijke en ecologische kwaliteitsverbetering te realiseren. Wijzigingsgebied 3 kan in relatie tot deze ontwikkelingen worden gezien.
In de regels van de wijzigingsbevoegdheden is opgenomen dat voordat toepassing wordt gegeven, burgemeester en wethouders een inrichtingsplan voor het gebied vaststellen. In dat inrichtingsplan moet ook de relatie met eventuele ontwikkelingen in de nabijheid worden geduid.
Momenteel vindt een verkenning plaats naar de manier waarop een brede strook grond aan de noordkant van het plangebied zich in de toekomst kan ontwikkelen. Het gaat daarbij grofweg om het gebied dat van de Bochtafsnijding in de Schie, in de noordoostpunt van het plangebied, via de Schiekade en Polderweg naar het stationsgebied Schiedam Kethel en de Poldervaart loopt. Alle drie de wijzigingsgebieden vallen binnen dit onderzoeksgebied. Mogelijk dat de uitkomst van die verkenning invloed heeft op de beoogde uitwerking van de bestemmingslegging. Wanneer dit niet past binnen de nu opgenomen regeling moet hiervoor een afzonderlijke planologische procedure worden doorlopen.
De Nationale Omgevingsvisie gaat uit van het vraaggericht programmeren en realiseren van verstedelijking. Om dit te bereiken is de ladder voor duurzame verstedelijking als motiveringseis opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening. De ladder voor duurzame verstedelijking is ingericht voor een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke besluiten, waardoor de ruimte in stedelijke gebieden optimaal benut wordt. De ladder vereist dat indien een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk wordt gemaakt, de behoefte aan deze ontwikkeling wordt beschreven. Indien de ontwikkeling buiten het bestaand stedelijk gebied plaatsvindt moet gemotiveerd worden waarom dit niet mogelijk is binnen het bestaand stedelijk gebied. De uitgangspunten van duurzame verstedelijking zijn tevens onderdeel van het provinciale omgevingsbeleid.
Het bestemmingsplan voorziet in een stedelijke ontwikkeling in de vorm van de bouw van woningen aan de Polderweg, aansluitend op de bestaande bebouwing. Deze ontwikkeling was reeds toegelaten op grond van het voorheen geldende bestemmingsplan en voorziet in het realiseren van een kwalitatief woonmilieu waaraan een tekort is in Schiedam en de regio. Het plan is passend in het regionale woningbouwprogramma en draagt bij aan het realiseren van de provinciale, regionale en gemeentelijke doelstelling om te voorzien in een meer gevarieerd aanbod aan woonmilieus. Hoewel geen sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling, voldoet de ontwikkeling ook aan het vereiste van een duurzame verstedelijking.
Daarnaast biedt het plan de mogelijkheid voor realisatie van een beperkt programma aan kantoren langs de A20. Het gaat in deze om een gedeeltelijke verplaatsing van programma binnen de kaders van de gebiedsontwikkeling SchieDistrict, van de zuidzijde van de A20 (Schieveste) naar de noordzijde van de rijksweg. Daarbij is deze mogelijkheid met name opgenomen om ruimte te kunnen bieden aan arbeidsintensieve werkplekken in de directe nabijheid van het (intercity)trein-, tram-, metro- en busstation Schiedam-Centrum. Vanuit het bedrijventerrein is er behoefte om kantoorvoorzieningen te concentreren. Clustering van de kantoren langs de A20 biedt goede mogelijkheden voor het realiseren van een hoogwaardige 'etalage' voor het gebied, waarbij de ligging nabij het openbaar vervoer knooppunt een gunstige impact heeft op het mobiliteitsvraagstuk. Door de mogelijkheid te bieden voor realisatie van bedrijfsterreingebonden kantoren aan de A20 kan het bedrijventerrein zelf efficienter benut worden voor de huisvesting van primaire bedrijfsfuncties. Verwachting is dan ook dat het oppervlak bedrijfsgebonden kantoren op het bedrijventerrein in de toekomst zal afnemen, doordat bedrijven bij groei van hun kantoorbehoefte deze zullen clusteren langs de A20.
Min of meer parallel aan de procedure van het voorliggende bestemmingsplan worden de bestaande planologische mogelijkheden voor realisatie van kantoren op Schieveste aangepast. Daarbij wordt een fors deel van het kantoorprogramma verwijderd. Mede gelet op de beperking van het oppervlak kantoren in de zone aan de noordkant van de A20 tot maximaal 30.000 m2, neemt de plancapaciteit voor nieuwe kantoren in Schiedam dus per saldo flink af. De gedeeltelijke verschuiving van programma binnen de A20 zone en de daarmee gecombineerde afwaardering van planologische capaciteit past binnen de strategie Werklocaties zoals de MRDH die in december 2018 heeft vastgesteld. Hiermee wordt voldaan aan het vereiste van regionale afstemming, en voldoet de bestemmingslegging dus aan het vereiste van een duurzame verstedelijking.
De gemeente Schiedam geeft milieu en duurzaamheid een belangrijke plaats in bestemmingsplannen en bij de uitwerking van ruimtelijke projecten. Klimaatbeleid, duurzaam bouwen en circulaire economie zijn hierbij speerpunten. Het streven is om duurzame bedrijventerreinen te realiseren, die zich karakteriseren als een terrein waar vanuit locatiekeuze, ontwerp, inrichting, aanleg, uitgifte en beheer planmatig rekening wordt gehouden met mens en milieu. Deze aspecten vormen uitgangspunten bij de herontwikkelingen en/of transformatie van bedrijventerreinen. Via diverse wegen wordt gestreefd de duurzame ontwikkeling van het gebied te bevorderen. Dit zal in de eerste plaats gebeuren bij heruitgifte van gronden in erfpacht of uitgifte in eigendom. Uitgifte is alleen mogelijk indien de bedrijven een bijdrage leveren aan de duurzaamheidsambities, waarbij niet alleen aandacht wordt gevraagd voor duurzame energie en (economisch) duurzaam bouwen, maar ook maatschappelijk verantwoord ondernemen. Daarnaast zullen bedrijven in het kader van het Milieu- en Klimaatbeleid geïnformeerd worden over de bijdrage die zij kunnen leveren aan een duurzame samenleving. Bij de vaststelling van het Ontwikkelperspectief is daarnaast ook het Toetsingskader duurzaamheid vastgesteld. Deze wordt bij de hernieuwde uitgifte van nieuwe terreinen toegepast. In de regels van het bestemmingsplan is verder de mogelijkheid opgenomen voor het college om nadere eisen te stellen aan bedrijfs- en kantoorpanden met het oog op de waarborging van de verduurzaming van het gebied. Deze nadere eisen zien op aspecten die niet via wet- of regelgeving al zijn gereguleerd.
Op 31 mei 2016 is het Uitvoeringsprogramma Schiedam doet Duurzaam vastgesteld. Het Klimaatbeleidsplan Schiedam 2016-2020 maakt onderdeel uit van het programma Duurzaamheid. In het Klimaatbeleidsplan is als doel gesteld om een CO2-reductie te halen in 2030 van 30%. Dit percentage is gebaseerd op de huidige stand der technieken en op de nulmeting en potentiaalstudie die is uitgevoerd in 2015. Besparen op energie en het vergroten van de inzet van duurzame energiebronnen staat in dit plan centraal. Voor bedrijven en kantoren betekent dit tot 2030 een besparing van gas en elektriciteit van 2,0% tot 2,5%, naast de plaatsing van 136.000 m2 aan zonnepanelen. Ook de toepassing van luchtwarmtepompen en energieopslag in de bodem zijn voorbeelden van maatregelen die nodig zijn om de doelstelling te halen. In de regels van het bestemmingsplan is de mogelijkheid voor het realiseren van bouweerken ten behoeve van de (collectieve) opwek of afname van duurzame energie expliciet benoemd.
De energiezuinigheid in de gebouwde omgeving kan worden uitgedrukt in een Energie Prestatie Coëfficiënt (EPC). De gemeente Schiedam heeft hoge ambities voor deze EPC: bij nieuwbouw wordt gestreefd naar energieneutrale gebouwen. Dit is in lijn met het Convenant verbeteren energieprestaties nieuwbouw dat de gemeente met alle gemeenten van de voormalige Stadsregio heeft afgesloten, en waarbij wordt gestreefd naar een lagere EPC dan wettelijk voorgeschreven. In het Klimaatbeleidsplan is dit nog eens extra bevestigd. Daarnaast wordt bij nieuwbouw gestreefd naar circulair bouwen. Dit betekent enerzijds een zo hoogwaardig mogelijk gebruik en maximaal hergebruik van grondstoffen en materialen. Anderzijds wordt door middel van een rationele verkaveling van het terrein en een efficiënt en multifunctioneel ontwerp de (economische) levensduur van gebouwen verlengd en de mogelijkheden voor hergebruik van gebouwen bevorderd. Specifiek voor het bedrijventerrein is in het Toetsingskader duurzaamheid uitgewerkt hoe de gemeente de verduurzaming van de bouw voor zich ziet, en hoe de gemeente ondernemers en andere initiatiefnemers faciliteert bij het komen tot duurzaam bouwen.
De visie van de gemeente Schiedam op verkeer en vervoer voor de regio is weergegeven in het 'Deltaplan Duurzame Bereikbaarheid'. Hierin wordt een gecombineerde aanpak van beprijzing, mobiliteitsmanagement en versterking van het openbaar vervoer voorgesteld, die een structurele oplossing biedt voor de verkeersproblematiek in de hele regio. Voor het gemotoriseerde verkeer worden de wegen veelal ingericht volgens de landelijke principes van Duurzaam Veilig. Dit houdt in dat het wegprofiel en de weginrichting wordt afgestemd op het gebruik van deze weg. Een weg waar het verblijven centraal staat krijgt zo een ander karakter dan een weg op een bedrijventerrein waar de snelle afwikkeling van verkeer centraal staat. Door het toepassen van deze duurzaam veilige weginrichting is het voor de weggebruiker duidelijk welk gedrag er van hem verwacht wordt en wordt hij 'gestuurd' in zijn routekeuze.
Uitgangspunten voor een duurzaam bedrijventerrein zijn het creëren van een snelle afwikkeling van groot transport, het bevorderen van langzaam verkeer en openbaar vervoer, het benutten van mogelijkheden om de automobiliteit terug te dringen en vooral de mogelijkheden binnen vervoersmanagement voor bedrijven (door middel van het uitvoeren van vervoersscans). Dit alles ter besparing van transportkilometers en -kosten, met als gevolg de vermindering van de verkeersemissies van fijnstof, NOx en CO2. De bereikbaarheid en leefbaarheid van het bedrijventerrein kan worden verbeterd door het verbeteren van de interne logistiek en ritplanning, het stimuleren van openbaar vervoer, langzaam verkeer (fietsvervoer, vrij liggende fietsroutes en fietsvoorzieningen) en collectief vervoer (vanpool/carpool), het minimaliseren van het verhard oppervlak voor wegen en parkeerplaatsen en inrichten van inpandige parkeervoorzieningen en gebruik maken van eigen terreinen.
Voor wat betreft de afwikkeling van verkeer via het bestaande (hoofd)wegennet brengt het bestemmingsplan ten opzichte van de bestaande situatie geen noemenswaardige verandering. De bestaande infrastructuur is in principe geschikt voor de afwikkeling van het reguliere verkeer. Het bestemmingsplan kent geen ontwikkelingen die een substantiele groei van het wegverkeer tot gevolg hebben, ook is geen sprake van andere noemenswaardige wijzigingen in de verkeersstromen. De inzet op het bevorderen van langzaam verkeer en gebruik van het openbaar vervoer zal wellicht eerder een beperkte afname van het wegverkeer betekenen.
Een goed ondernemers- en werkklimaat wordt mede bepaald door de veiligheid op een bedrijventerrein. Met de herinrichting van het openbaar gebied is de aanblik van de openbare ruimte verfraaid, verlichting toegevoegd en de parkeerdruk verminderd. De veiligheid in de openbare ruimte en leefbaarheid in het gebied zijn hiermee versterkt. De komende planperiode is het streven de sociale veiligheid en leefbaarheid verder te versterken door beheermaatregelen in het openbaar gebied, maar ook door het transformeren van verrommelde, kleinschalige bedrijfsbebouwing naar representatieve, vernieuwde bedrijfsbebouwing. Het bestemmingsplan biedt hiertoe de ruimte.
Daarnaast zullen ook andere middelen worden ingezet om de veiligheid en leefbaarheid in het gebied te verbeteren. Dit betreft zowel het vooraf weren van ondermijnende en criminele bedrijfsactiviteiten op grond van de mogelijkheden die de Algemene plaatselijke verordening biedt om een onveilig, niet leefbaar en malafide ondernemersklimaat tegen te gaan als de mogelijkheden om criminele activiteiten te weren op grond van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (Wet Bibob). Daarnaast zal door middel van integrale handhaving worden toegezien op het naleven van geldende wet- en regelgeving. Tot slot wordt de samenwerking met de gemeente Rotterdam op het gebied van veiligheid en gebiedsbeheer voortgezet en geïntensiveerd.
Een ander aspect van veiligheid is een goede bereikbaarheid voor hulpdiensten en het voldoende beschikbaar zijn van bijvoorbeeld bluswatervoorzieningen. Op dit moment is geen sprake van specifieke aandachtspunten op dit gebied, maar bij de hernieuwde uitgifte van percelen in erfpacht worden deze aspecten meegenomen in de planuitwerking
In dit bestemmingsplan wordt de planologisch-juridische basis gelegd voor het bedrijventerrein 's-Graveland & Spaanse Polder. Het bestemmingsplan heeft een belangrijke functie als toetsingskader voor aanvragen om omgevingsvergunning en het toekomstige gebruik van de gronden en gebouwen. Het plan is opgesteld op basis van de SVBP2012 en het IMRO 2012.
Op de bijbehorende verbeelding is te zien waar en welke bestemmingen van toepassing zijn. Eveneens is op de verbeelding de exacte omvang en ligging van het plangebied vastgelegd. De regels behorende bij het bestemmingsplan zijn gebaseerd op standaardregels van de gemeente Schiedam. De standaardregels vormen de basis voor keuzes met betrekking tot gebruik van bestemmingen en aanduidingen in het bestemmingsplan. Wijzigingen ten opzichte van deze standaardregels vloeien voort uit bepaalde situaties die zich in het plangebied voordoen.
Opbouw regels
De regels zijn als volgt gestructureerd:
Het merendeel van de mogelijkheden is overgenomen uit het voorheen geldende bestemmingsplan uit 2005. De eerdere plansystematiek is aangepast aan de eisen uit de Wet ruimtelijke ordening. Verder is uiteraard gekeken naar actuele ontwikkelingen in het gebied en zijn afwijkingen die in het verleden vergund zijn verwerkt in de regels. Ook zijn op enkele onderdelen het Ontwikkelperspectief en de gebiedsopdracht SchieDistrict verwerkt.
De in het plangebied aanwezige bedrijfsgronden zijn bestemd als 'Bedrijventerrein'. Het bestemmingsplan biedt ruime bouwmogelijkheden, waarbij vrijwel elk bedrijfsperceel volledig mag worden bebouwd tot een hoogte van 15 meter. Een hogere bouwhoogte geldt voor de etalagezone langs de rijksweg A20, hier is een bouwhoogte van 40 meter toegestaan. Dit biedt bedrijven de ruimte om zich te ontwikkelen, alsmede mogelijkheden om de herstructurering van de oudere deelgebieden van het bedrijventerrein doorgang te laten vinden.
Door het toepassen van milieuzonering wordt gereguleerd dat lichtere bedrijvigheid zich aan de randen van het bedrijventerrein kan vestigen en zwaardere bedrijvigheid in het middengebied. Hiermee wordt voldoende afstand tussen de bedrijven en gevoelige functies, zoals woningen, geborgd. De indeling in zwaarte van de bedrijvigheid is gebaseerd op de bij de regels gevoegde 'Staat van milieubelastende activiteiten', waarbij wordt uitgegaan van afstanden tot 'gemengd gebied'.
Bestaande niet-bedrijfsactiviteiten, zoals verspreide kantoren, detailhandel en sportscholen, zijn op de verbeelding aangeduid met een specifiek aanduiding. Dergelijke bedrijvigheid is daarmee aanvullend op de reguliere bestemming op maat bestemd. Nieuwvestiging van garagebedrijven met een oppervlakte kleiner dan 1.000 m² is uitgesloten. Nieuwe bedrijfspercelen moeten een minimale omvang van 1.250m2 hebben. Afzonderlijke bedrijfsvestigingen kunnen een kleinere omvang hebben, mits deze in een bedrijfsverzamelgebouw zijn gehuisvest. In de etalagezone langs de A20 is de mogelijkheid opgenomen om bedrijfsterreingebonden kantoren te realiseren. Gekoppeld aan de in de etalagezone geldende regel dat gebouwen minimaal uit vier bouwlagen bestaan, en andere bouw- en gebruiksregels, kan hiermee worden gestuurd op een aantrekkelijke en afwisselende invulling van de zichtlocatie. De etalagezone voor bedrijven aan de noordkant van de A20 vult daarmee de hoogwaardige stedelijke invulling aan de zuidzijde van de A20 aan (Schieveste en andere ontwikkelingen binnen SchieDistrict). Waar op Schieveste met name de functie wonen tot ontwikkeling gaat komen, blijft 's-Graveland en Spaanse Polder echter bij uitstek bedrijfsmatige activiteiten faciliteren.
Met de vaststelling van het Ontwikkelperspectief, en bijbehorende documenten zoals het Toetsingskader duurzaamheid, is de nadere uitwerking van de beoogde revitalisatie en doorontwikkeling van de het bedrijventerrein in gang gezet. Om deze doorontwikkeling ook planologisch te faciliteren zijn in de regels diverse flexibiliteitsbepalingen opgenomen waarmee het college bevoegd is afwijkingen van de regels te vergunnen. Voorbeelden zijn het toestaan van een hogere bouwhoogte of het toestaan van volumineuze detailhandel. Een belangrijk toetsingscriterium voor medewerking is de mate waarin een dergelijke afwijking bijdraagt aan de realisatie van uitgangspunten uit het Ontwikkelperspectief. Waar nodig zijn deze afwijkingsmogelijkheden gekoppeld aan adviesverplichtingen, bijvoorbeeld om de goede werking van het luchtvaartbeveiligingssysteem te borgen of om vooraf te borgen dat plannen in overeenstemming zijn met regionaal of provinciaal beleid.
Verder is in de regels opgenomen dat het college bevoegd is om nadere eisen te stellen aan bedrijfs- en kantoorgebouwen op het gebied van energie, milieu, gezondheid, gebruikskwaliteit en toekomstwaarde. De mogelijkheid is opgenomen om de beoogde verduurzaming van het bedrijventerrein te kunnen waarborgen. De nadere eisen zien alleen op aspecten waarvoor geen wettelijke eisen zijn vastgelegd. De wijze waarop bouwplannen worden beoordeeld is vastgelegd in het Toetsingskader duurzaamheid. De mogelijkheid tot het stellen van nadere eisen op dit vlak is ook opgenomen voor de bestemmingen Gemengd, Kantoor en Horeca.
De noordwestelijke hoek van het bedrijventerrein is nog deels onbebouwd. In dit gebied is met name ruimte gereserveerd voor de bouw van het OV-station Schiedam-Kethel. Deze locatie is bestemd als 'Gemengd'. Deze bestemming biedt de ruimte voor verschillende gebruiksvormen, zoals bedrijven tot milieucategorie 3.2, dienstverlening, maatschappelijke voorzieningen, kleinschalige kantoren en horeca en andere ondersteunende voorzieningen ten behoeve van het openbaar vervoer. De maximale bouwhoogte van gebouwen bedraagt net als op de rest van het bedrijventerrein 15 meter. Gebouwen dienen te worden gesitueerd binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak. Dit bouwvlak mag volledig worden bebouwd. De mogelijkheden zijn overgenomen uit het voorheen geldende bestemmingsplan uit 2005.
De structurerende groenvoorzieningen langs de Polderwatering en de Schie, welke op grond van de als zodanig zijn aangemerkt, zijn bestemd als 'Groen - 2'. Belangrijkste uitgangspunt van deze groenstructuren is het bijdragen aan een versterking van de landschappelijke kwaliteit.
De overige grotere groenelementen langs de A20, de spoorlijn en langs de oevers van de Schie zijn bestemd als 'Groen - 1'. Binnen deze bestemming zijn groenvoorzieningen, watergangen, watervoorzieningen en extensieve recreatie toegelaten, evenals paden en wegen. Langs de oevers van de Schie is, gelet op het bestaande gebruik van een deel van de terreinen, ook de voortzetting van bestaande bedrijvigheid is toegestaan. Insteek is wel dat op termijn sprake is van een doorgaande fiets- en wandelverbinding langs de Schie. De woning aan de Schiekade 20 is binnen de bestemming 'Groen - 2' met een aanduiding toegelaten. Voor deze woning geldt een uitsterfconstructie. Kleinere groenelementen zijn bestemd binnen diverse bestemmingen.
In het meest noordwestelijke deel van het plangebied is op een deel aan de noordkant van de 's-Gravelandseweg een wijzigingsbevoegdheid gelegd. Waar aan de zuidkant van de 's-Gravelandsweg rondom station Schiedam Kethel de bestemming Gemengd al opgenomen was, is invulling van het stuk bedrijventerrein aan de noordkant van de weg nog onderwerp van nader onderzoek. Het gaat om een oppervlak van circa 26.000m2. Totdat duidelijk is of en op welke wijze de gronden worden bestemd, zijn deze bestemd als Groen-1. De wijzigingsbevoegdheid geeft de kaders waarbinnen omzetting naar andere bestemmingen mogelijk is.
Dezelfde redenering is gevolgd in het noordoostelijke uitloper van het plangebied, nabij de Schiekade en de Bochtafsnijding in de Schie. De wijzigingsbevoegdheid alhier maakt op een terreindeel van circa 23.000m2 onder voorwaarden bedrijfsvestiging mogelijk. Ook hier is op dit moment nog onvoldoende concreet op welke wijze dit wordt vormgegeven, reden om de gronden vooralsnog als Groen-2 te bestemmen.
Binnen het plangebied komt op een plek reguliere horeca voor. Het Burger King restaurant aan de 's-Gravelandseweg is bestemd als 'Horeca'. De bouwregeling is afgestemd op het bestaande restaurant. De overige in het plangebied voorkomende horeca (feestzaal) is met een specifieke aanduiding aangeduid.
Bij afwijking kunnen burgemeester en wethouders ook elders binnen het plangebied onder voorwaarden beperkte vormen van horeca toestaan, bijvoorbeeld ter ondersteuning van een hub-locatie waarmee het vestigingsklimaat op het bedrijventerrein wordt versterkt of ten behoeve van de dagrecreatie.
De bestaande kantoren aan de De Brauwweg en Nieuwpoortweg zijn bestemd als 'Kantoor'. Andere functies welke binnen deze bestemming worden uitgeoefend, zoals een sportcentrum en feestzaal/zaalverhuur, zijn met een aanduiding aangegeven. De solitaire kantoren langs en nabij de 's-Gravelandseweg zijn binnen de bestemming 'Bedrijventerrein' aangeduid als 'kantoor'. Dit biedt de ruimte om deze panden (of percelen) zowel voor kantoor- als bedrijfsfuncties te gebruiken. Buiten de als kantoor bestemde of aangeduide locaties bevinden zich binnen het plangebied geen zelfstandige kantoorfuncties. Wel is binnen het plangebied sprake van bedrijfsgebonden kantoren, welke als onderdeel van een bedrijf onder beperkende voorwaarden voor wat betreft de oppervlakte zijn toegelaten.
In de etalagezone direct langs de A20 is aanvullend de mogelijkheid geboden om ook kantoren toe te staan die gerelateerd zijn aan het bedrijventerrein. Het gezamenlijke bruto vloeroppervlak van zelfstandige kantoren en bedrijfsterreingebonden kantoren in deze zone is gemaximeerd op 30.000m2. Beoogd wordt hiermee ruimte te bieden aan bedrijven elders op het bedrijventerrein om hun kantoorvoorzieningen aan de A20 te profileren, in de directe nabijheid van het OV-knooppunt Schiedam Centrum. Hiermee kan het bedrijventerrein zelf zich specifiek blijven richten op de bedrijfsmatige activiteiten.
De bestaande jachthaven aan de Van Vlissingenstraat / Algerastraat heeft de bestemming 'Recreatie' gekregen. Binnen deze bestemming is ook ondersteunende horeca en ondergeschikte detailhandel ten behoeve van de jachthaven toegelaten.
Er is een onderscheid gemaakt in wegen met voornamelijk een stroomfunctie en wegen die als verblijfsgebied zijn ingericht. De interne wegenstructuur op het bedrijventerrein en de gebieden waar de verblijfsfunctie overheerst, zijn bestemd tot 'Verkeer - Verblijfsgebied'. De 's-Gravelandseweg en de De Brauwweg hebben een functie als gebiedsontsluitingsroute. Deze wegen zijn om deze reden bestemd als 'Verkeer'. De deels binnen het plangebied gelegen rijksweg A20 is bestemd als 'Verkeer - Rijksweg', terwijl de spoorlijn aan de westzijde van het plangebied bestemd is als 'Verkeer - Railverkeer'.
Binnen diverse bestemmingen mogen watergangen en -partijen gerealiseerd worden. De Schie en de Polderwatering zijn bestemd als 'Water'. Dat geldt ook voor de Bochtafsnijding in de Schie ter hoogte van Rotterdam Overschie. De als water bestemde gronden mogen worden gebruikt voor water- en waterhuishoudkundige voorzieningen, alsmede een jachthaven ter plaatse van de betreffende aanduiding. Om de aanleg van een doorgaande wandel- en fietsroute langs de Schie te faciliteren is ook de mogelijkheid opgenomen om, na instemming van de waterbeheerder, binnen de bestemming Water vlonders en steigers aan te leggen. Hiermee ontstaat de mogelijkheid om bedrijfsterreinen via het water te passeren wanneer een doorgaande verbinding over de oever op die plek (nog) niet mogelijk is.
Ter plaatse van de scheepswerven aan de Schiekade, in de noordoosthoek van het plangebied, mag het water ook worden gebruikt voor de bedrijfsvoering. Verder kent het plan een afwijkingsbevoegdheid om indien wenselijk ook elders een medegebruik van het water voor watergebonden bedrijvigheid toe te staan.
Ter hoogte van de rolbrug over de Schie bevinden zich enkele woningen. Deze woningen zijn bestemd als 'Wonen'. Binnen de woonbestemming is een bouwvlak opgenomen, waarbinnen de woningen mogen worden gebouwd. Voor de woningen is in alle gevallen een maximale goot- en bouwhoogte opgenomen. Bij een tweetal woningen is sprake van de huur van gemeentegrond voor gebruik als tuin. Gelet hierop en het feit dat aanvullende erfbebouwing op deze gronden niet wenselijk is, zijn deze delen van het erf bestemd als 'Tuin'.
Aan de Schiekade bevindt zich een woonwagencentrum. Het centrum is bestemd als 'Wonen - Woonwagen'. Het aantal standplaatsen is in de regels gemaximeerd tot het bestaande aantal van 20. De bestemmingsregeling voorziet in een minimale afstand tussen de woonwagens, mede uit het oogpunt van brandveiligheid. Daarnaast worden beperkingen gesteld ten aanzien van de aanwezigheid van aanbouwen, bijgebouwen en overkappingen. Aanbouwen aan de voorzijde van de woonwagens zijn niet toegelaten.
Voor het nog te ontwikkelen woongebied aan de noordzijde van de Polderweg is de bestemming 'Woongebied' overgenomen uit het voorheen geldende bestemmingsplan. Binnen deze bestemming is nieuwbouw van woningen in een ruime opzet mogelijk, aansluitend op de rest van de Polderweg. Een onderscheid wordt gemaakt tussen de eerste- en tweedelijnsbebouwing. Voor de eerstelijnsbebouwing (tot 50 meter uit de Polderweg en Schiekade) geldt dat bebouwing bestaande uit één bouwlaag met een kap is toegelaten, waarbij de grondoppervlakte per woning niet meer mag bedragen dan 90 m². De tweedelijnsbebouwing mag bestaan uit twee bouwlagen met een kap, waarbij de vrijheid bestaat om de maximaal toegelaten grondoppervlakte van 300 m² op te delen in één of meerdere hoofdgebouwen. De regels voor erfbebouwing sluiten aan op de standaardmogelijkheden zoals deze voor heel Schiedam gelden.
Op het gebied is ook een wijzigingsbevoegdheid gelegd die omzetting naar 'Groen-1', 'Groen-2' of 'Water' mogelijk maakt.
De diverse in het plangebied aanwezige leidingen zijn op de verbeelding met een dubbelbestemming aangeduid. De hogedruk aardgasleiding welke het plangebied aan de zuidzijde doorkruist is bestemd als 'Leiding - Gas'. Dat geldt ook voor de aardgasleiding aan de westzijde van het spoor Schiedam-Delft, welke gedeeltelijk binnen het plangebied valt. De bovengrondse hoogspanningsverbinding gelegen aan de westzijde van de Fokkerstraat, welke het plangebied van noord naar zuid doorkruist, is bestemd als 'Leiding - Hoogspanningsverbinding'. Met de dubbelbestemming 'Leiding - Water' worden de drinkwatertransportleidingen en de aan de zuidzijde van het plangebied gelegen warmwaterleiding bestemd. Ter plaatse van al deze leidingen geldt binnen de op de verbeelding aangegeven belemmeringszone een bouwverbod. Daarnaast is voor het aanleggen van werken en werkzaamheden binnen deze dubbelbestemming een omgevingsvergunning vereist.
Binnen het plangebied bevinden zich diverse andere leidingen. Deze leidingen zijn echter planologisch niet relevant, wat betekent dat ze niet met een dubbelbestemming op de verbeelding zijn weergegeven. Een uitzondering is gemaakt voor de persleiding voor afvoer van oppervlaktewater onder de Neherstraat en Ringerstraat. Vanwege het bijzondere karakter van deze persleiding is deze voorzien van een dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterstaatkundige'.
Voor het gehele plangebied gelden meerdere archeologische (verwachtings)waarden (zie: Archeologie). Deze verwachtingswaarden worden beschermd door de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie'. Op basis van deze dubbelbestemming geldt een bouwverbod en is een omgevingsvergunning vereist voor het aanleggen van werken en werkzaamheden. Afwijken van het bouwverbod of het verlenen van een omgevingsvergunning kan pas nadat archeologisch onderzoek is uitgevoerd. Aan het verlenen van de afwijking of omgevingsvergunning kunnen aanvullende voorwaarden worden verbonden. Indien uit onderzoek blijkt dat ter plekke geen archeologische waarden aanwezig zijn kan de dubbelbestemming middels een wijzigingsbevoegdheid worden verwijderd.
De waterstaatkundige functie is in het bestemmingsplan bestemd als 'Waterstaat - Waterstaatkundige functie', ter bescherming en instandhouding van de waterkering en de waterhuishouding. In de regels is bepaald dat alleen gebouwd mag worden volgens de van kracht zijnde bestemming van deze gronden, mits de belangen van de waterstaat zich daartegen niet verzetten. Bouwen ten behoeve van een van kracht zijnde bestemming is pas mogelijk na toestemming van burgemeester en wethouders, waarbij advies wordt ingewonnen bij het Hoogheemraadschap van Delfland. Een vergelijkbare regeling geldt voor het verkrijgen van een omgevingsvergunning voor de aanleg van werken en werkzaamheden.
Artikel 30 geeft de regels omtrent de verhouding tussen een enkelbestemming en dubbelbestemmingen. Hiermee is gereguleerd welke bestemmingslegging prevaleert in geval er sprake is van een enkelbestemming en dubbelbestemming(en).
Het bedrijventerrein 's-Graveland en Spaanse Polder is, samen met het Rotterdamse deel van Spaanse Polder, aangewezen als gezoneerd industrieterrein als bedoeld in de Wet geluidhinder. Binnen deze zone zijn geluidzoneringsplichtige bedrijven toegelaten, terwijl woningen en andere geluidgevoelige bestemmingen zijn uitgesloten. Op de verbeelding is deze zone aangeduid als 'Milieuzone - gezoneerd industrieterrein'.
De delen van het plangebied buiten het gezoneerde industrieterrein zijn gelegen binnen de bij het industrieterrein behorende geluidzone. Deze zone is op de verbeelding aangeduid als 'Geluidzone - industrie'. Het plangebied is eveneens gelegen binnen de geluidzone behorende bij verkeerswegen, spoorwegen en de aanvliegroute naar Rotterdam The Hague Airport. Deze geluidzones zijn op de verbeelding aangeduid als 'Geluidzone - weg', 'Geluidzone - spoor' en 'Geluidzone - luchtvaart'. In overeenstemming met het bepaalde in de Wet geluidhinder, het Besluit geluidhinder en het Besluit burgerluchtvaart geldt dat binnen deze geluidszones geen nieuwe woningen of andere geluidsgevoelige objecten mogen worden gebouwd, tenzij wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarde voor geluid of een verkregen hogere (geluids)waarde.
Aan de 's-Gravelandseweg 395 bevindt zich een tankstation waar LPG wordt doorgezet. De doorzet van LPG maakt dat sprake is van een Bevi-inrichting. De bij deze inrichting behorende risicocontour (PR 10-6-contour) is aangeduid als 'Veiligheidszone - bevi'. De risicocontour behorende bij de rijksweg A20 is aangeduid als en 'Veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen'. Binnen deze veiligheidszone is de bouw of uitbreiding van nieuwe (beperkt) kwetsbare objecten niet toegelaten, tenzij geen sprake is van een toename van het aantal in het gebouw verblijvende personen. De bouw of uitbreiding van (beperkt) kwetsbare objecten is onder voorwaarden met een afwijking van het bestemmingsplan toegelaten. De voorwaarden betreffen de vereiste tot het treffen van aanvullende maatregelen uit het oogpunt van externe veiligheid, welke tot doel hebben de zelfredzaamheid te verbeteren.
Langs de Bochtafsnijding in de Schie geldt op grond van het provinciaal beleid een vrijwaringszone. Binnen deze zone zijn nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen uitsluitend mogelijk indien deze geen belemmering vormen voor het scheepvaartverkeer of de bereikbaarheid en het beheer en onderhoud van de watergang. De vrijwaringszone is bestemd als 'Vrijwaringszone - provinciale vaarweg'.
In het bestemmingsplan is zoveel mogelijk met recht bestemd. In aanvulling op de afwijkingsmogelijkheden bij de individuele bestemmingen is een aantal 'Algemene afwijkingsregels' opgenomen. Om te voorkomen dat kleine meetfouten tot grote gevolgen leiden en om enigszins flexibel met maatvoeringen om te kunnen gaan, zijn enkele afwijkingsmogelijkheden opgenomen om in geringe mate te kunnen afwijken van genoemde maten, oppervlaktes enzovoorts. Daarnaast zijn afwijkingen opgenomen ten behoeve van het oprichten van openbare nutsdoeleinden en geluidwerende voorzieningen.
Het toegelaten gebruik van de gronden is geregeld in de individuele bestemmingen. Een aantal zaken geldt uniform voor het gehele plangebied en zijn daarom benoemd in de 'Algemene gebruiksregels'. Voor het gehele plangebied geldt dat entrees en toegangsportalen op de begane grond ook mogen worden gebruikt ten behoeve van gebruiksfuncties welke uitsluitend op de verdieping zijn toegelaten. Dat geldt ook voor een kelder, onderbouw, tussenverdieping of onbebouwd erf. Daarnaast geldt dat daar waar wonen is toegelaten eveneens een aan huis geboden beroep, een aan huis verboden bedrijf is toegelaten of mantelzorg is toegelaten.
Parkeren
Bij ruimtelijke ontwikkelingen geldt de vereiste dat, om parkeerproblemen te voorkomen, voorzien moet worden in voldoende parkeergelegenheid. Deze vereiste vond voorheen zijn grondslag in de gemeentelijke bouwverordening. Door een wijziging in de wet heeft de gemeentelijke bouwverordening op dit punt zijn werking verloren. In juni 2018 is daarom een paraplu-herziening Parkeren vastgesteld, waardoor onder andere het voorheen geldende bestemmingsplan uit 2005 met een parkeerregeling is aangevuld. Deze regeling is in het voorliggende bestemmingsplan overgenomen.
Laden en lossen
Voor diverse gebruiksfuncties is, uit het oogpunt van doorstroming en gebruik van de openbare weg, een voorziening voor het laden en lossen vereist. Het is wenselijk om een dergelijke voorziening te hebben, indien de aard en omvang van een ruimtelijke ontwikkelingen daar aanleiding toe geeft. Gelet op de grote verscheidenheid aan ontwikkelingen is het niet mogelijk hiervoor op voorhand normen op te nemen. De aard, omvang, situering en noodzaak van deze voorziening wordt om deze reden op basis van de specifieke eigenschappen van een ruimtelijke ontwikkeling bepaald. Deze vereiste geldt niet voor woonfuncties.
Fietsparkeren
Het gebruik van de fiets maakt dat bij ruimtelijke ontwikkelingen ook ruimte moet worden gereserveerd voor het stallen van fietsen. Deze vereiste gold voorheen op grond van het Bouwbesluit. Gelet op het hoge fietsgebruik en om wildparkeren van fietsen te voorkomen is het wenselijk dergelijke stallingsvoorzieningen te hebben. De grote verscheidenheid aan ontwikkelingen maakt dat het niet mogelijk is hiervoor op voorhand normen op te nemen. De aard, omvang, situering en noodzaak van deze voorziening wordt om deze reden op basis van de specifieke eigenschappen van een ruimtelijke ontwikkeling bepaald. Deze vereiste geldt niet voor woonfuncties, omdat voor woningen op grond van het Bouwbesluit nog wel een verplichting geldt voor het hebben van een (fietsen)berging.
In het bestemmingsplan is een tweetal algemene wijzigingsregels opgenomen. De eerste wijzigingsbevoegdheid is bedoeld om kleine overschrijdingen van de bestemmingsgrenzen op te vangen. De tweede ziet op de mogelijkheid om aan gronden de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterstaatkundige functie' toe te voegen indien het aanleggen, verleggen of verplaatsen van een waterkering dit noodzakelijk maakt. Van deze wijzigingsbevoegdheid kan alleen gebruik worden gemaakt indien de beheerder van de waterkering hierom verzoekt.
Bij het opstellen van een nieuw bestemmingsplan dient op grond van artikel 3.1.6, lid 1, sub f van het Besluit ruimtelijke ordening onderzoek plaats te vinden naar de economische uitvoerbaarheid van het plan. Voorliggend bestemmingsplan heeft een overwegend conserverend karakter. Enkel aan het opstellen van het bestemmingsplan zijn kosten verbonden welke door de gemeente bekostigd worden binnen het regulier beschikbare budget voor actualisatie van ruimtelijke plannen. De economische uitvoerbaarheid van dit in basis conserverende plan kan daarom als aangetoond worden beschouwd.
Op grond van artikel 6.12, eerste lid van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en artikel 6.2.1 van het besluit ruimtelijke ordening (Bro) dient, indien sprake is van één van de in artikel 6.2.1 van het Bro genoemde bouwactiviteiten, een exploitatieplan te worden vastgesteld. Een exploitatieplan heeft onder meer tot doel om te komen tot een adequaat publiekrechtelijk kostenverhaal, het realiseren van een goede inrichting van de openbare ruimte door middel van het stellen van locatie-eisen en het bieden van een goede grondslag om de verdeling van woningbouwcategorieën te ondersteunen.
De bouwplannen waarbij een exploitatieplan verplicht is, staan in artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening. Indien een exploitatieplan vereist is moet de gemeenteraad het exploitatieplan tegelijk vaststellen met de planologische maatregel die het bouwen mogelijk maakt. Een gemeente behoeft geen exploitatieplan op te stellen indien het kostenverhaal al op een andere manier geregeld is ('anderszins verzekerd') en tevens locatie-eisen en regels voor woningbouwcategorieën niet nodig zijn. Die laatste situatie kan zich voordoen wanneer met alle eigenaren een overeenkomst is gesloten waarin de inrichting van de locatie en het kostenverhaal is geregeld.
Beoordeling exploitatieplanplicht
Het bestemmingsplan is in vergelijking tot de bestaande situatie en het voorheen geldende bestemmingsplan in basis conserverend van karakter. De mogelijkheid die het bestemmingsplan biedt om woningen te ontwikkelen aan de Polderweg betreft in principe een bouwplan als bedoeld in artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening, waarvoor een exploitatieplan vereist is. De betreffende gronden zijn echter in eigendom van de gemeente Schiedam. Dit biedt de mogelijkheid om een (anterieure) overeenkomst te sluiten met een partij welke deze gronden gaat ontwikkelen. Dit is uitgangspunt bij een eventuele start van realisatie. Daarnaast gaat het om overname van reeds bestaande, maar nog niet gerealiseerde, planologische mogelijkheden. Er is dus geen sprake van nieuwe planologische mogelijkheden waarvoor een plicht tot opstelling van een exploitatieplan geldt.
De gronden op het bedrijventerrein zijn grotendeels in eigendom van de gemeente en worden via erfpacht uitgegeven. Ook in dat verband kunnen desnoods aanvullende afspraken worden gemaakt indien sprake is van een noodzaak tot kostenverhaal. Het bestemmingsplan biedt daarbij ten opzichte van het voorheen geldende bestemmingsplan geen nieuwe planologische mogelijkheden waarvoor een plicht tot opstelling van een exploitatieplan geldt.
Behalve de mogelijke situaties waarbij een plicht tot kostenverhaal geldt zijn er verder geen redenen om een exploitatieplan op te stellen. Er zijn geen redenen om locatie-eisen te stellen zoals bedoeld in de Wet ruimtelijke ordening. Gelet op het feit dat het kostenverhaal 'anderszins verzekerd' is, is er geen aanleiding tot het vaststellen van een exploitatieplan.
Resultaten overleg ex artikel 3.1.1 Bro
In het kader van het wettelijk verplicht vooroverleg op grond van artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening is het voorontwerp bestemmingsplan voorgelegd aan de gebruikelijke overlegpartners. Van de overlegpartners zijn vijf reacties ontvangen. De resultaten van het vooroverleg zijn verwerkt in de Reactienota voorontwerp bestemmingsplan 's-Graveland &. Deze nota vormt mede de basis voor de aanpassing van het voorontwerp bestemmingsplan naar een ontwerp. Diverse overlegreacties zijn aanleiding geweest om de regels of verbeelding aan te passen. Het gaat daarbij met name om een nadere detaillering of verfijning, afgeleid van de belangen of beleidsuitgangspunten van de desbetreffende overlegpartner. waar nodig is ook de toelichting uitgebreid of aangepast in reactie op het vooroverleg. In algemene zin geldt dat het bestemmingsplan niet structureel is gewijzigd naar aanleiding van het wettelijk vooroverleg.
De Reactienota is als bijlage bij deze toelichting gevoegd. Omwille van de duidelijkheid is de overlegreactie van Luchtverkeersleiding Nederland in zijn geheel nog afzonderlijk als bijlage toegevoegd.
Resultaten inspraak
Op 18 december 2019 is bekend gemaakt dat het voorontwerp bestemmingsplan in het kader van een inspraakprocedure ter inzage wordt gelegd. De publicatie van deze ter inzage legging heeft plaatsgevonden in de Staatscourant, het Gemeenteblad en op de gemeentepagina in het Nieuwe Stadsblad.
Het voorontwerp heeft van 19 december 2019 tot en met 29 januari 2020 voor een ieder ter inzage gelegen in het stadskantoor. Ook was het plan digitaal te raadplegen via de website www.ruimtelijkeplannen.nl.
Tijdens de inzagetermijn zijn twee inspraakreacties ontvangen. Deze reacties zijn samengevat en beantwoord in de Reactienota voorontwerp bestemmingsplan 's-Graveland & Spaanse Polder 2020. Deze nota vormt mede de basis voor de aanpassing van het voorontwerp bestemmingsplan naar een ontwerp. De inspraakreacties hebben niet geleid tot aanpassing van de regels of verbeelding van het plan. Wel is naar aanleiding van het inspraaktraject de toelichting op diverse punten uitgebreid. Dit met name voor een betere duiding van het gebruikte beleidskader, en om de bestemmingslegging duidelijker te motiveren.