direct naar inhoud van 3.3 Milieu
Plan: A4 Schiedam
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0606.BP0014-0002

3.3 Milieu

Het bestemmingsplan maakt naast de aanleg van de A4 als beschreven in het Tracébesluit geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk. Voor wat betreft de vereiste milieuonderzoeken en de waterparagraaf wordt daarom kortheidshalve verwezen naar de onderzoeken welke in het kader van het Tracébesluit en de bijbehorende Milieu Effect Rapportage zijn uitgevoerd.

3.3.1 Externe veiligheid

In het externe veiligheidsbeleid wordt doorgaans onderscheid gemaakt tussen het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon op een bepaalde plaats overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen, indien hij onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren langs een vervoersas (dan wel rondom een inrichting). Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen.

Met betrekking tot externe veiligheid in relatie tot het vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg wordt verwezen naar het onderzoek en de verantwoording welke in het kader van het Tracébesluit heeft plaatsgevonden6. Aanvullend hierop zijn voor het plangebied twee ondergrondse buisleidingen voor het transport van aardgas van belang voor de externe veiligheid:

  • Aan de westzijde van het plangebied, parallel aan de grens met de gemeente Vlaardingen bevindt zicht een landelijke aardgastransportleiding: A-517-KR-044 t/m 050 (diameter 30 inch, druk 66 bar).
  • Ten noorden van knooppunt Kethelplein en ten zuiden van de wijk Groenoord en het Prinses Beatrixpark bevindt zicht een regionale aardgastransportleiding: W-521-07-KR-003 t/m 008 (diameter 16 inch, druk 40 bar).

Op de buisleidingen is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) van toepassing. De beide leidingen hebben geen PR 10-6 contour. Binnen het plangebied bevinden zich geen (beperkt) kwetsbare objecten en het bestemmingsplan laat geen nieuwe (beperkt) kwetsbare objecten toe. Een nadere onderbouwing van het groepsrisico is daarom niet nodig. Wel geldt ter plaatse van de buisleidingen, voor het onderhoud daarvan, een belemmeringenstrook met een breedte van 5,0 meter aan weerszijden van de buisleiding met een druk van meet dan 40 bar (artikel 14, eerste lid Bevb) en 4,0 meter bij buisleidingen met een lagere druk (artikel 5, onder a van de Regeling externe veiligheid buisleidingen). De buisleidingen en de bijbehorende belemmeringenstrook zijn weergegeven op de verbeelding. In de planregels is de bijbehorende beschermende dubbelbestemming 'leiding' opgenomen.

3.3.2 Geluid

In het kader van het Tracébesluit heeft een akoestisch onderzoek7 plaatsgevonden naar de invloed van de weg op in de omgeving van de weg liggende geluidsgevoelige bestemmingen (zoals woningen). Uit het onderzoek blijkt dat, na het treffen van de geadviseerde geluidsreducerende maatregelen, als gevolg van de aanleg van de A4 tussen Delft en Schiedam de grenswaarde van 48 dB bij enkele honderden geluidsgevoelige bestemmingen wordt overschreden8. Voor deze geluidsgevoelige gebouwen heeft de Minister op grond van artikel 6 van het Tracébesluit hogere grenswaarden (geluid) vastgesteld.

De Wet geluidhinder stelt aanvullend grenswaarden voor de geluidsbelasting binnen een geluidsgevoelig gebouw. Door de wegbeheerder zal bij alle geluidsgevoelige gebouwen waarvoor hogere grenswaarden zijn vastgesteld onderzoek uitvoeren naar de gevelisolatie. Indien de grenswaarden worden overschreden zal Rijkswaterstaat een aanbod doen om de geluidsisolatie van de gevel te verbeteren.

3.3.3 Luchtkwaliteit

Luchtkwaliteitseisen worden benoemd in de Wet luchtkwaliteit (hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer). Centraal staat een gebiedsgerichte aanpak via het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Deze programma-aanpak zorgt voor een flexibele koppeling tussen ruimtelijke activiteiten en milieugevolgen, zodat de luchtkwaliteit verbetert en gewenste ontwikkelingen in de ruimtelijke ordening doorgang kunnen vinden. De uitvoeringsregels behorende bij de wet zijn vastgelegd in AMvB's en ministeriële regelingen.

Het NSL is een samenwerkingsprogramma van het Rijk, provincies en gemeenten om samen de Europese eisen voor luchtkwaliteit te realiseren. Het NSL is op 1 augustus 2009 in werking getreden en heeft een looptijd van 1 augustus 2014. Het bevat een pakket aan zowel (generieke) Rijksmaatregelen als locatiespecifieke maatregelen van gemeenten en provincies. Dit pakket maatregelen zorgt ervoor dat alle negatieve effecten van geplande ruimtelijke ontwikkelingen ruim worden gecompenseerd.

Een belangrijk onderdeel is de AMvB 'Niet in betekenende mate bijdragen'. Uitgangspunt is dat als een project minder dan 3% van de grenswaarde voor fijnstof (PM10) en stikstofdioxide (NO2) bijdraagt aan verslechtering van de luchtkwaliteit, het project doorgang kan vinden. Deze projecten hoeven niet te worden getoetst aan de grenswaarden. De reden hiervoor is dat in het NSL voldoende maatregelen zijn genomen om de bijdrage van deze projecten aan verslechtering van de luchtkwaliteit te compenseren.

De aanleg van de A4 Delft-Schiedam zal “in betekenende mate” bijdragen aan de luchtverontreiniging. Het project is echter als geplande ruimtelijke ontwikkeling onder IB-nummer 1203 opgenomen in het NSL. Er is derhalve geen nader onderzoek nodig om aan te tonen dat aan de luchtkwaliteitsnormen wordt voldaan.